Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de opvang van apen die als proefdier zijn gebruikt door de Universiteit Utrecht (ingezonden 20 december 2010).

Antwoord van minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 17 januari 2011).

Vraag 1

Bent u er van op de hoogte dat het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht heeft besloten geen proeven op apen meer uit te voeren per 1 januari 2011?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is het u bekend dat er momenteel nog 5 apen gehouden worden in het proefdierlaboratorium van de Universiteit Utrecht en dat op dit moment wordt onderzocht wat er met deze dieren moet gebeuren?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Bent u ervan op de hoogte dat één van de (drie) mogelijkheden die door de universiteit Utrecht wordt genoemd het euthanaseren van de apen is? Wat vindt u daarvan? Deelt u de mening dat het laten inslapen van de apen geen optie is? Bent u bereid de universiteit daarop aan te spreken?

Antwoord 3

Ja, daarvan ben ik op de hoogte. Het bestuur heeft aangegeven de dieren te willen onderbrengen bij de stichting AAP.

Vraag 4

Kunt u bevestigen dat stichting AAP bereid is apen op te nemen? Deelt u de mening dat deze apen, die hun leven lang in een laboratorium hebben doorgebracht en die onderworpen zijn aan vele experimenten, recht hebben op een goede oudedagvoorziening en dat een gespecialiseerd en deskundig opvangcentrum als stichting AAP dat kan verzorgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid u in te spannen om ervoor te zorgen dat de apen ook daadwerkelijk worden overgeplaatst naar stichting AAP?

Antwoord 4

Ja, ik kan bevestigen dat de stichting AAP bereid is de vijf apen op te nemen. Een dergelijke opname is alleen mogelijk indien een deskundige hierover positief adviseert. Deze verantwoording ligt geheel bij de Universiteit Utrecht. Ik ben van mening dat het wenselijk is dat deze apen een goede «oudedagvoorziening» krijgen, mits dit verantwoord en haalbaar is. Een gespecialiseerd en deskundig opvangcentrum als de stichting AAP kan deze voorziening verzorgen.

Vraag 5

Welke ambities heeft u ten aanzien van de verzorging en opvang van gebruikte proefdieren? Bent u bereid de regelgeving op dit punt te verbeteren? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

De bestemming van de proefdieren na de proef is geheel de verantwoording van de vergunninghouders op grond van de Wet op de dierproeven. In de Wet op de dierproeven is geregeld (art 1, lid 4) dat alle aanwezige dieren, dus ook gebruikte proefdieren, dezelfde bescherming qua welzijn, verzorging en huisvesting genieten. Hiermee wordt het dierenwelzijn gewaarborgd.

De Nederlandse regelgeving voor de verzorging en opvang van gebruikte proefdieren wordt binnenkort herzien. Op 20 oktober 2010 is EU-richtlijn 2010/63/EU gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze dient voor november 2013 opgenomen te worden in onze nationale wetgeving. In artikel 17 van deze richtlijn wordt beschreven welke procedure gevolgd dient te worden voor dieren aan het einde van een proef en in artikel 19 staat de procedure inzake vrijlating of adoptie. Kortweg komt het erop neer dat de beslissing wat de mogelijkheden voor een proefdier zijn aan het eind van een dierproef aan de deskundige/dierenarts wordt overgelaten, die daarbij een zorgvuldige afweging maakt en het leed voor dieren zoveel mogelijk probeert te vermijden en te beperken.


XNoot
1

http://www.dub.uu.nl/content/%E2%80%98een-mooie-oude-dag-voor-laatste-uu-apen%E2%80%99

Naar boven