Vragen van lid Hennis-Plasschaert (VVD) aan de minister van Veiligheid en Justitie over grensoverschrijdende samenwerking van de politie ten behoeve van opsporing (ingezonden 17 november 2010).

Antwoord van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 12 januari 2011) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 760

Vraag 1

Kent u het bericht «Aangifte strandt op politie»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3

Is het waar dat in diverse gevallen geen aangifte kan worden gedaan bij de Nederlandse politie? Is het waar dat als er wel bereidheid is om de aangifte op te nemen, er vervolgens geen bereidheid is om het onderzoek op te pakken? Zo nee, waar baseert u dit op? Zo ja, deelt u de mening dat dit onacceptabel is?

Klopt het dat andere prioriteiten en de capaciteitsproblemen bij de Nederlandse politie de oorzaken zijn? Zo nee, welke oorzaken liggen hier dan aan ten grondslag? En welke maatregelen gaat u nemen om dit op te lossen?

Antwoord 2, 3

De politie is op grond van artikel 163 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering verplicht om aangiftes van een strafbaar feit op te nemen. Indien het feit in het buitenland is gepleegd, is de Nederlandse opsporingsambtenaar uitsluitend verplicht een aangifte op te nemen, indien de Nederlandse strafwet van toepassing is.

De beslissing welke aangifte leidt tot het instellen van een opsporingsonderzoek wordt genomen aan de hand van de criteria die zijn vastgelegd in de Aanwijzing voor de opsporing (Stcrt 2003, nr. 41. Deze betreffen onder meer de ernst van het strafbare feit en de aanwezigheid van opsporingsindicaties.

Vraag 4

Erkent u het belang van een goede registratie van ladingdiefstallen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen om dit voor eens en altijd te bewerkstelligen?

Antwoord 4

Het belang van een goede registratie van transportcriminaliteit (inclusief ladingdiefstallen) wordt door alle betrokken publieke en private partijen onderschreven. Hiertoe is in het 2e Convenant Aanpak Criminaliteit Transportsector een actielijn afgesproken. Publieke en private partijen gaan eenduidige definities hanteren. De definities zijn recentelijk vastgesteld. De komende maanden zullen de convenantpartijen hun registratiesystemen en automatisering gaan aanpassen op de geformuleerde definitie. Ook zal informatie over transportcriminaliteit tussen betrokken partijen gedeeld worden. Hiermee zal een vollediger en duidelijker beeld van de problematiek ontstaan.

Vraag 5

Hoe staat u tegenover het genoemde convenant waarin de publiekprivate samenwerking in dezen zou moeten worden geregeld?

Antwoord 5

Dit convenant geeft een krachtige impuls aan de bestrijding van transportcriminaliteit. Aanvullende convenanten specifiek gericht op rechtshulpverzoeken van buitenlandse politiediensten op transportcriminaliteit lijken mij niet noodzakelijk. De huidige (juridische) structuur van rechtshulp is naar mijn mening afdoende voor dergelijke verzoeken.


XNoot
1

De Telegraaf, «Aangifte strandt op politie», 15 november 2010.

Naar boven