Vragen van het lid Straus (VVD) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en over misbruik in kinderdagverblijven in Amsterdam (ingezonden 17 december 2010).

Antwoord van minister Kamp (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 11 januari 2011).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht over misbruik in kinderdagverblijven in Amsterdam?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3, 4, 5

In hoeverre heeft de wijze waarop de organisatie was ingericht bijgedragen dat de verdachte zijn gang kon gaan? Omdat personeel op kinderdagverblijven te allen tijde met meerdere personen op een groep werkzaam dient te zijn, hoe heeft het dan toch kunnen gebeuren dat de overige personeelsleden niets verdachts opgemerkt hebben?  Wat kunnen directies van kinderopvangorganisaties doen om zoveel mogelijk te voorkomen dat zij medewerkers in dienst hebben/inhuren die zich op deze manier misdragen?

In hoeverre heeft de informatievoorziening (of het gebrek aan informatievoorziening) tussen kinderopvangorganisaties een rol gespeeld bij de werkzaamheden die de verdachte de afgelopen jaren heeft verricht bij verschillende kinderdagverblijven, alsmede zijn inschrijving bij een bemiddelingsbureau voor oppassers? In hoeverre kan inschrijving in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) hierbij een verbetering bieden? Bent u voornemens aanvullende maatregelen in het kader van de toegangscontrole in het LRK te nemen?

In hoeverre heeft de inspectie door de GGD bij deze kinderdagverblijven steken laten vallen? Kunt u toelichten op welke wijze er in het GGD verbeterplan «Achterblijvende gemeenten» aandacht wordt gegeven aan het aspect kindermisbruik? In hoeverre wilt u nog aanvullende acties ondernemen naar de gemeenten/GGD om het belang van goede controles door de GGD en de opvolging van het GGD handhavingadvies door gemeenten nader onder de aandacht te brengen?

In hoeverre wordt er in de opleiding tot Sociaal Pedagogisch Werker of andere opleidingen gericht op het werken met kinderen, voldoende aandacht besteed aan het herkennen van kindermisbruik? Bent u voornemens om hier extra aandacht voor te vragen? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2, 3, 4, 5

De aard en omvang van deze zedenzaak in Amsterdam roept vanzelfsprekend afschuw en vragen op. Dat betreft niet alleen vragen over het feitelijk gebeurde, maar ook over hoe die feiten zich hebben kunnen voordoen. Daarvoor is het allereerst van belang zo goed mogelijk in kaart te brengen wat er precies is gebeurd. Het kabinet heeft dan ook met instemming kennisgenomen van de start van een onafhankelijk onderzoek op verzoek van de burgemeester van Amsterdam. Dit onderzoek staat los van het strafrechtelijk onderzoek en zal zich richten op de vraag hoe het misbruik van kinderen in kinderdagverblijven heeft kunnen plaatsvinden en zal maximaal drie maanden duren. Zodra de resultaten van dit onderzoek bekend zijn, zal ik u nader inlichten over mijn conclusies. Daarbij zal ik ook ingaan op de door u gestelde vragen.


XNoot
1

NOS journaal, 12 december 2010.

Naar boven