Vragen van de leden Jadnanansing en Van Dekken (beiden PvdA) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de maatschappelijke kosten en effecten van de wetgeving tegen langstudeerders (ingezonden 16 december 2010).

Antwoord van staatssecretaris Zijlstra (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 11 januari 2011).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel van een decaan van de TU Delft over de gevolgen van de strafmaatregel tegen langstudeerders en de beperkte maatschappelijke kosten die hun verlengde studie met zich meebrengt?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe kijkt u aan tegen deze breder in de hoger onderwijswereld levende opvattingen en inzichten omtrent de negatieve maatschappelijke gevolgen van de wetgeving tegen langstudeerders die u in voorbereiding heeft?

Antwoord 2

Ik ben van mening dat deze maatregel leidt tot een meer ambitieuze studiecultuur, vooral in de bachelorfase. Er is nu teveel sprake van een klimaat van vrijblijvendheid. Het rendement in Nederland is relatief laag door de lange gemiddelde studieduur. Het langer doorstuderen kost geld, en vergt energie van de docenten. En zoals in het artikel ook wordt aangegeven, loopt de maatschappij belastinginkomsten mis doordat de student pas op een later moment beschikbaar is voor de arbeidsmarkt.

Vraag 3

Deelt u de beschreven opvatting dat de kosten van een student met studievertraging vooral bij de student en zijn ouders liggen en dat de maatschappelijke kosten erg meevallen? Zo, nee kunt u informatie verstrekken waarin u een beeld van de maatschappelijke kosten schetst? Zo ja, deelt u de mening dat het noodzakelijk is dat u studenten en ouders op korte termijn informeert over de reikwijdte van de door u gewenste wetgeving tegen langstudeerders en mensen niet langer in onzekerheid houdt?

Antwoord 3

Nee, die opvatting deel ik niet. Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 2.

Ik acht het van groot belang studenten, ouders en instellingen tijdig te informeren over de aanstaande wetswijziging. Ik zal hiermee dan ook zo spoedig mogelijk starten.

Vraag 4

Deelt u tevens de mening dat het, gezien de financiële gevolgen voor studenten en ouders, noodzakelijk is om ook nadrukkelijk rekening te houden met bijzondere omstandigheden bij studenten, zoals ernstige ziekte of een handicap waardoor vertraging optreedt?

Antwoord 4

Ja. Ik heb het voornemen om rekening te houden met de groep studenten met een functiebeperking, zoals een ernstige ziekte of een handicap, die recht hebben op een extra jaar prestatiebeurs. Deze groep studenten zou dan naast de uitloopjaren in de bachelor- en in de masterfase een extra uitloopjaar krijgen.

Dit uitloopjaar kunnen ze, waar nodig, gebruiken in respectievelijk de bachelor- als de masterfase. Zij hebben in dat geval dus een uitloop van maximaal drie jaar.

Vraag 5

Bent u voornemens in de aanstaande wetgeving uitzonderingen mogelijk te maken voor bijvoorbeeld studenten met een ernstige ziekte of handicap, gezien de maatschappelijke gevolgen voor dit soort kwetsbare studenten als u deze groep niet ontziet? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Ja. Zie mijn antwoord op vraag 4.


XNoot
1

http://www.lr.tudelft.nl/live/pagina.jsp?id=dfdc21dd-cb49–490a-a7dd-d8aedaa8c66d&lang=nl

Naar boven