Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
44
Vragen van de leden Brinkman en Wilders
(beiden PVV) aan de ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken over de staandehouding van een boot met mogelijke kapers in de Golf van Aden. (Ingezonden 24 augustus 2009)
1
Bent u op de hoogte van de staandehouding van een boot met mogelijke kapers
in de Golf van Aden, in een gezamenlijke actie van de Nederlandse marine met
de Noorse marine?1
2
Is het waar dat bij deze personen een groot wapenarsenaal is aangetroffen,
alsmede werktuigen, zoals een ladder, teneinde een groot schip te kunnen kapen?
Zo ja, bent u van mening dat de internationaalrechtelijke regels correct zijn
nageleefd door deze verdachten weer vrij te laten? Zo ja, deelt u de mening
dat deze internationaalrechtelijke regels niet afdoende zijn, teneinde de
strijd tegen deze kapers te kunnen winnen? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen?
3
Deelt u de mening dat het absoluut onwenselijk is indien dergelijke verdachten
ook nog beloond worden met extra proviand, zodat zij met een volle buik hun
thuishaven kunnen bereiken? Zo nee, waarom niet?
4
Deelt u de mening dat deze bescherming absoluut niet afdoende is voor
onze handelsvloot en dat het tijd wordt dat onze eigen soldaten op de onze
eigen handelsvloot de bescherming in handen nemen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Antwoord van minister Van Middelkoop (Defensie), mede
namens de minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 18 september 2009)
2
Noorse militairen troffen aan boord van het verdachte schip onder andere
een raketwerper, klein kaliber wapens en een ladder aan. Deze werktuigen zijn
onklaar gemaakt. Nederlandse militairen zijn hierbij niet betrokken geweest.
De Nederlandse bijdrage bestond uit het assisteren bij het tot stoppen dwingen
van het verdachte schip door het geven van waarschuwingsschoten vanuit de
boordhelikopter van Hr.Ms. Evertsen.
Noorwegen neemt als niet-EU lidstaat deel aan de maritieme EU-operatie
EUNAVFOR Atalanta. Deze operatie is in het leven geroepen door middel van
een besluit van de Raad van de Europese Unie (Gemeenschappelijk optreden 2008/851/GBVB).
De rechtsgrond voor het optreden van EUNAVFOR Atalanta op volle zee wordt
gevormd door het VN-zeerechtverdrag. Op grond van artikel 110 van dit verdrag
mag personeel van een marineschip op volle zee aan boord van een schip gaan
en dat schip doorzoeken indien er een redelijke grond bestaat voor de verdenking
dat het desbetreffende schip piraterij bedrijft. Dit is ook toegestaan als
er op dat moment geen poging tot kapen plaatsvindt. Volgens artikel 105 van
hetzelfde verdrag mag iedere staat op volle zee een piratenschip in beslag
nemen, de personen aan boord aanhouden en de goederen aan boord in beslag
nemen. Op grond hiervan had Atalanta de bevoegdheid werktuigen in beslag te
nemen. Ook bestaat de internationaalrechtelijke bevoegdheid om deze personen
aan te houden voor strafrechtelijke vervolging. De internationaalrechtelijke
regels boden in dit geval derhalve afdoende mogelijkheden om op te treden.
De eventuele strafrechtelijke vervolging dient echter te geschieden op basis
van nationaalrechtelijke regelgeving. In dit geval achtte de commandant van
het Noorse fregat Fridtjof Nansen, vanwaar militairen aan boord van het verdachte
schip waren gegaan, de kans op een succesvolle strafrechtelijke vervolging
dermate klein, mede vanwege het feit dat de personen aan boord van het piratenschip
niet in verband konden worden gebracht met een (poging tot) kaping van een
schip, dat hij heeft besloten de personen aan boord van het piratenschip vrij
te laten.
3
Het Noorse fregat Fridtjof Nansen, dat deel uitmaakt van de EU-operatie
Atalanta, heeft voedsel en water verstrekt aan de bemanning van de skiff.
In artikel 98 van het VN-zeerechtverdrag is voor bepaalde gevallen de verplichting
tot assistentie neergelegd.
4
Met de huidige inzet van het fregat Hr.Ms. Evertsen in de EU-operatie
Atalanta levert Nederland voor de vierde keer in korte tijd een aanzienlijke
bijdrage aan het bevorderen van de veiligheid van schepen die langs de kust
van Somalië varen. Zoals bekend levert Nederland momenteel de force commander
van deze EU-operatie, die bijdraagt aan bescherming van koopvaardijschepen
in de Golf van Aden. De wijze waarop schepen begeleid worden (in groepen of
individueel) is afhankelijk van de kwetsbaarheid van het koopvaardijschip
voor piratenaanvallen. In samenwerking met andere antipiraterijoperaties en
diverse landen die op nationale basis actief zijn bij de bestrijding van piraterij
voor de kust van Somalië wordt gewerkt aan de verdere optimalisatie van
de bescherming van koopvaardijschepen die langs de kust van Somalië varen.
Dit gebeurt ondermeer in de maandelijkse mede door de EU voorgezeten Shared Awareness and De-confliction (SHADE) bijeenkomsten
nabij het inzetgebied en binnen de Contact Group on Piracy off the Coast of
Somalia (CGPCS). De gehanteerde methoden, zoals de Group
Transit, volgens welke ook reeds Nederlandse koopvaardijschepen zijn
begeleid, zijn daarbij effectief en kunnen alleen worden toegepast door de
vergaande internationale samenwerking en de bereidheid van de landen die aan
de verschillende operaties deelnemen om niet slechts de nationale belangen
te behartigen.
Zoals bekend acht de regering de inzet van militaire beveiligingsteams
aan boord van koopvaardijschepen zonder begeleidend fregat onder de huidige
omstandigheden niet verantwoord. Tijdens het algemeen overleg op 29 juni jl.
is toegezegd dat in internationaal verband naar andere opties voor de bescherming
van langzame schepen zal worden gezocht. Inmiddels onderzoekt het Maritime
Security Centre Horn of Africa (MSCHOA) van de Europese Unie deze opties.
De Kamer zal te zijner tijd over de uitkomsten van dit onderzoek worden geïnformeerd.
XNoot
1 NOS Journaal, 23 augustus 2009, 20.00 uur.