Vragen van de leden Driessen en Wilders (beiden PVV) aan de minister van Buitenlandse Zaken over noodhulpverlening door een terroristische organisatie in Pakistan (ingezonden 24 augustus 2010).

Antwoord van minister Verhagen (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 8 september 2010)

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht over noodhulpverlening in Pakistan door de terroristische organisatie Jamaat e Dawa?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de afschuw over de volgende uitspraak van een «hulpverlener» van de terroristische organisatie Jamaat e Dawa richting slachtoffers van de overstromingen in Pakistan: «Laten we bidden dat alle ongelovigen snel zullen sterven en dat wij, de moslims, aan de macht zullen komen»?

Antwoord 2

De Nederlandse regering hecht onvoorwaardelijk aan het principe dat humanitaire hulpverleners noodhulp niet verbinden aan geloof, etniciteit of enig ander onderscheid tussen mensen. De genoemde uitspraak staat in schril contrast met het humanitaire principe van onpartijdigheid van noodhulp.

Vraag 3

Kunt u garanderen dat Jamaat e Dawa en alle andere terroristische en extremistische islamitische organisaties in Pakistan geen cent aan Nederlandse noodhulp ontvangen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

De Nederlandse regering geeft steun aan de overstromingsslachtoffers via het Internationale Rode Kruis, het Wereldvoedselprogramma, UNICEF en de Samenwerkende Hulporganisaties (SHO). Deze organisaties werken alleen samen met professionele humanitaire organisaties, die de humanitaire principes van onpartijdigheid, neutraliteit en onafhankelijkheid hooghouden.


XNoot
1

NOS Journaal, 21 augustus 2010, 20.00 uur.

Naar boven