Vragen van het lid Van der Ham (D66) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over berichten over middelbare scholen die sjoemelen met cijfers (ingezonden 26 juli 2010).

Antwoord van staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 8 september 2010).

Vraag 1

Wat is uw reactie op het bericht «Middelbare scholen sjoemelen met cijfers»?1

Antwoord 1

Navraag bij de in het artikel geciteerde personen leert dat inhoud en strekking van hun beider boodschap genuanceerder zijn geweest. Er is geen sprake van een groeiend aantal klachten van leraren over bestuurlijke druk of van gesjoemel met cijfers in het voortgezet onderwijs, volgens de heer Dresscher. Hem zijn hiervan geen specifieke aantallen of concrete voorbeelden bekend. Navraag bij de inspectie heeft duidelijk gemaakt dat daar geen signalen bekend zijn van gesjoemel met cijfers zoals geschetst in het artikel.

In het gesprek met de journalist heeft de heer Dresscher er op gewezen dat het voorkomt dat het verschil tussen het gemiddelde cijfer voor het school examen (SE) en voor het centraal examen (CE) groter is dan wenselijk. Op de opbrengstenkaart, die de Inspectie van het Onderwijs jaarlijks voor elke school voor voortgezet onderwijs publiceert op haar website, wordt dit verschil tussen het SE en CE weergegeven. Dit verschil mag niet meer dan 0,5 punt zijn. Deze norm garandeert dat scholen hun schoolexamens op het juiste niveau afnemen en dat diploma’s een solide civiel effect hebben. Op een aantal scholen is dit verschil op dit moment groter dan 0,5 punt. Met deze scholen volgt een gesprek. Indien dit verschil langdurig te groot is of als er sprake is van andere risicosignalen zal dit leiden tot nader onderzoek. De ervaring leert dat het te grote verschil de betreffende scholen, ook in verband met de publicatie van dit verschil op het internet, aanzet tot het zelf nemen van maatregelen.

In het artikel in het AD wordt de indruk gewekt dat scholen docenten onder druk zetten om de eindcijfers van leerlingen in niet-eindexamenjaren kunstmatig hoog te maken. Gezien de opzet van het waarderingskader zoals de inspectie dit hanteert bij het toezicht is het ook niet aantrekkelijk op deze wijze het aantal zittenblijvers te minimaliseren. De inspectie bepaalt de opbrengsten van een school (afdeling) namelijk aan de hand van een viertal indicatoren:

  • 1 Het onderbouwrendement (zitten de leerlingen in het derde leerjaar op het niveau dat het advies van de basisschool aangaf in de tijd die er voor staat?).

  • 2 Het bovenbouwrendement (halen de leerlingen hun diploma zonder te blijven zitten?).

  • 3. Het gemiddelde eindexamencijfer.

  • 4. Het verschil tussen het gemiddelde eindexamencijfer en het schoolexamencijfer.

Uitgaande van de in het artikel geschetste situatie zou dit het volgende betekenen: de leerlingen waarvan het cijfer kunstmatig hoog wordt gemaakt opdat zij overgaan naar het volgende leerjaar, zullen naar alle waarschijnlijkheid het jaar daarna in de problemen komen. Ook de kans dat het eindexamen met succes wordt afgelegd is minder groot. Dit betekent dat de school over het geheel van de vier punten alsnog negatief scoort indien de school zou proberen op deze manier te «sjoemelen met de cijfers».

Vraag 2

Hoe beoordeelt u de stelling die wordt betrokken door de voorzitter van de Algemene Onderwijsbond (AOb) dat leraren in het middelbaar onderwijs onder druk komen te staan van het schoolbestuur om hogere cijfers uit te delen?  Wat is uw reactie op de stelling dat de huidige wijze van financiering dit soort gedrag zou uitlokken?

Antwoord 2

Zie mijn antwoord op vraag 1.

Vraag 3

Wat kunt u zeggen over de omvang van het probleem? 

Antwoord 3

Er zijn bij de heer Dresscher van de AOb en bij de Inspectie van het Onderwijs geen concrete voorbeelden bekend van gesjoemel met cijfers in het voortgezet onderwijs.

Vraag 4

Bent u bereid op in overleg te treden met de AOb en de onderwijsinspectie om de bij de AOb bekende misstanden te onderzoeken en aan te pakken? 

Antwoord 4

Naar aanleiding van het artikel is er contact geweest met de AOb en de Inspectie van het Onderwijs. Uit deze gesprekken is naar voren gekomen dat er geen aanleiding is een onderzoek hiernaar te starten.


XNoot
1

Algemeen Dagblad, 24 juli 2010.

Naar boven