Vragen van de leden Atsma en Ormel (beiden CDA) aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over gedumpte kadavers (ingezonden 3 augustus 2010).

Antwoord van minister Verburg (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 3 september 2010) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 3149.

Vraag 1

Kent u het bericht «Algemene Inspectiedienst (AID) inventariseert dumpingen kadavers»1 en het eerdere bericht over de vondst van 23 doden schapen?2

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Waarmee worden de getallen uit de landelijke AID inventarisatie vergeleken om een stijging van het aantal gedumpte kadavers boven water te krijgen?

Antwoord 2

Met behulp van de ophaalgegevens van Rendac en eigen gegevens van de AID is een beeld verkregen van het aantal dumpingen van kadavers of ander destructiemateriaal over de jaren 2002 tot en met 2006.

Deze gegevens zullen als referentie dienen bij de inventarisatie die de AID momenteel uitvoert.

Vraag 3

Wat zijn de uitkomsten van de in 2001 en 2002 door de AID gedane onderzoeken naar dumping en het voorkomen van dumping van kadavers?

Antwoord 3

Er is in 2001 geen onderzoek uitgevoerd. In 2002 werden er ruim 1000 meldingen gedaan door overheidsinstanties (waterschappen, hoogheemraadschappen, Rijkswaterstaat, provincies en politie) van dumping van kadavers of ander destructiemateriaal.

Vraag 4

Is sprake van een daling van het aantal door Rendac opgehaalde kadavers in de zomerperiode van 2009 en van 2010? Zo ja, met welk percentage wijken de aantallen per diersoort af ten opzichte van het voorgaande jaar? Zijn deze verschillen nader te verklaren?

Antwoord 4

De aantallen en tonnen opgehaalde kadavers over 2010 zijn nog niet beschikbaar. Relatief kleine afwijkingen zullen in een verschillenanalyse niet opvallen ten opzichte van het grote aantal kadavers dat Rendac landelijk ophaalt.

Vraag 5

Deelt u de suggestie dat de hoogte van de destructietarieven mogelijk een invloed zou kunnen hebben? Zo neen, waarop baseert u uw stelling? Zo ja, welke acties gaat u dan ondernemen?

Antwoord 5

Het op een juiste manier omgaan met zowel levende als dode dieren is een verantwoordelijkheid van de dierhouder. De hoogte van de destructietarieven zouden hierop niet van invloed moeten zijn. Helaas zijn incidenten nooit volledig te voorkomen.

Vraag 6

Wijst de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) veehouders op het risico van botulisme, waarbij minder dan één gram besmet kadavermateriaal al fataal kan zijn? Welke volks- en diergezondheidsrisico’s zouden nog meer kunnen ontstaan bij het dumpen van kadavers in sloten en watergangen? Waar ligt de (eind)verantwoordelijkheid om de volks- en diergezondheid te waarborgen?

Antwoord 6

Ja, de GD wijst in het Agrarisch Dagblad van 30 juli jl. op het risico van botulisme. Potentiële gevaren voor dier- en volksgezondheid bij het dumpen van kadavers in sloten en watergangen kunnen ontstaan door de mogelijke aanwezigheid in dieren en dierlijke producten van onder andere virussen, prionen, bacteriën (waaronder de bacterie die botulisme veroorzaakt), andere micro-organismen en rottingsproducten. Het op een juiste manier omgaan met zowel levende als dode dieren is, zoals gezegd, de primaire verantwoordelijkheid van de dierhouder. De overheid stelt regels in het belang van de volks- en diergezondheid en houdt hier toezicht op.


XNoot
1

http://www.agd.nl/10105493/Nieuws/Artikel/AID-inventariseert-dumpingen-kadavers.htm

XNoot
2

http://www.agd.nl/10101907/Nieuws/Voedingstuinbouw/Waterschap-vindt-23-dode-schapen.htm

Naar boven