Vraag 1, 2
Wat is uw reactie op het bericht dat er een Nederlands-Iraanse vrouw al sinds eind vorig jaar in Iran in de gevangenis zit
op verdenking van staatsgevaarlijke activiteiten?1
Welke concrete handelingen bent u van plan te verrichten?
Antwoord 1, 2
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft dit voorjaar uit diverse bronnen vernomen dat er sprake zou zijn van arrestatie
van een Nederlands onderdaan. Direct daarna heeft het zich langs diverse wegen intensief ingespannen om de identiteit van
de gemelde arrestant te verifiëren. Onder meer doordat van de Iraanse autoriteiten geen enkel bericht of bevestiging over
de arrestatie van betrokkene werd gekregen, is met deze controle op identiteit en nationaliteit veel tijd gemoeid geweest.
Eind juli 2010 kon pas worden vastgesteld dat betrokkene naast de Iraanse ook de Nederlandse nationaliteit heeft.
Na vaststelling van de identiteit en Nederlandse nationaliteit van betrokkene is door de Nederlandse Ambassade in Teheran
een diplomatieke nota aan het Iraanse Ministerie van Buitenlandse Zaken gestuurd, waarin opgemerkt wordt dat de ambassade
informatie heeft ontvangen over arrestatie van deze Nederlandse onderdaan. In de nota wordt gevraagd om bevestiging van de
status van betrokkene; de redenen voor haar arrestatie; de juridische status van haar zaak en of zij over een advocaat naar
eigen keuze beschikt. Tevens wordt verzocht om permissie om deze NL onderdaan zo spoedig mogelijk te bezoeken om de gebruikelijke
consulaire bijstand te kunnen verlenen. Op deze nota is tot op heden nog geen reactie van het Iraanse ministerie van BZ ontvangen.
Daarop is uiteraard wel aangedrongen.
De Nederlandse Ambassade in Teheran ontving medio augustus informatie uit niet-officiële bron waarin werd gesteld dat een
rechterlijke veroordeling van betrokkene op korte termijn verwachtbaar is en dat daarbij de mogelijkheid aanwezig is dat een
ter dood veroordeling zal worden uitgesproken. Hierop heeft de Ambassade instructie gekregen om op korte termijn een demarche
uit te voeren. Deze demarche is recent uitgevoerd op het niveau van Directeur Generaal bij het Iraanse Ministerie van Buitenlandse
Zaken. Door de Ambassade is bij deze demarche de wens herhaald om toegang tot en nadere informatie over betrokkene te krijgen
en is verontrusting uitgesproken over de volgens diverse berichten geuite beschuldigingen en eventuele strafmaat alsmede over
berichten als zou betrokkene geen bijstand hebben van onafhankelijke advocaat. Wederom is verzocht om toegang tot betrokkene
voor het verlenen van consulaire bijstand en is aangedrongen op een eerlijke en zorgvuldige rechtsgang.
Zeer recent is, namens de Minister van Buitenlandse Zaken, op hoog ambtelijk niveau contact geweest met de Iraanse ambassadeur
in Den Haag. Daarbij is namens mij naar voren gebracht dat, voor zo ver Nederland bekend is, betrokkene nog niet de beschikking
heeft over een advocaat van haar keus en is bij de ambassadeur er op aangedrongen zijn autoriteiten te informeren dat Nederland
het van het grootste belang acht dat betrokkene een eerlijk proces krijgt. Een «fair trial» vereist, overeenkomstig algemeen
en internationaal aanvaarde normen, dat een verdachte zich kan laten bijstaan door een advocaat van zijn/haar keus. Wederom
is benadrukt dat Nederland betrokkene consulair wenst bij te staan, gezien haar Nederlandse nationaliteit.
De reactie van de respectieve vertegenwoordigers van het Iraanse Ministerie van Buitenlandse Zaken op deze punten is zonder
uitzondering dat Iran betrokkene beschouwt als Iraniër en op die grond weigert informatie aan derden te geven over het strafproces
en detentie. Het Iraanse Ministerie liet eveneens weten dat het de ambassade niet toestaat consulaire bijstand te verlenen.
Deze opvatting als zou de Nederlandse nationaliteit van deze bipatride Iraniër irrelevant zijn wordt door mij niet aanvaard
en wordt bij elke voorkomende gelegenheid betwist.
In praktische zin betekent deze non-coöperatieve houding van de Iraanse autoriteiten echter op dit moment dat ik geen formele
bevestiging heb van de redenen van de arrestatie van betrokkene en evenmin van de formele aanklacht tegen haar en de datum
van een proces.
Wat betreft de concrete handelingen die ik van plan ben te verrichten kan worden verwezen naar genoemde gesprekken met Iraanse
autoriteiten in Teheran en Den Haag. Wat betreft concrete bijstand aan betrokkene geldt dat het niet gebruikelijk is dat de
Nederlandse ambassades juridische bijstand bieden aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland. In de regel dienen de gedetineerden
zelf zorg te dragen voor juridische bijstand en wordt door de Nederlandse vertegenwoordiging consulaire bijstand verleend,
waaronder ook is begrepen het toezicht op een correcte behandeling in detentie en op een zorgvuldige rechtsgang. Zoals uit
bovenstaande antwoorden blijkt, is door de Ambassade in Teheran veel in het werk gesteld om deze bijstand te kunnen verlenen.
In de contacten met de Iraanse autoriteiten over deze kwestie is ook met nadruk gewezen op het elementaire recht van betrokkene
om te worden bijgestaan door een advocaat van eigen keuze.