Vragen van het lid Dibi (GroenLinks) aan de minister voor Jeugd en Gezin over Bureau Jeugdzorg Rotterdam dat de noodklok luidt over de wachtlijsten in de jeugdzorg (ingezonden 23 juni 2010).

Antwoord van minister Rouvoet (Jeugd en Gezin) (ontvangen 17 augustus 2010).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht dat Bureau Jeugdzorg Rotterdam de noodklok heeft geluid over de wachtlijsten in de jeugdzorg, omdat deze binnen vijf maanden twee keer zo lang zijn geworden?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Deelt u de mening dat dit een onwenselijke ontwikkeling is? Heeft u na kennisname van dit bericht contact opgenomen met Bureau Jeugdzorg Rotterdam? Zo ja, wat kwam daaruit naar voren? Zo nee, waarom niet?

Heeft u na kennisname andere concrete acties ondernomen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2 en 3

In het Afsprakenkader 2010/2011 is met het IPO overeengekomen dat aan alle kinderen de zorg wordt geboden die nodig is, waarbij:

  • aan kinderen bij wie de veiligheid in het geding is en kinderen in crisissituaties, direct de geïndiceerde zorg wordt geboden

  • de inzet is dat kinderen binnen negen weken worden geholpen. Langer wachten kan als dat volgens BJZ inhoudelijk verantwoord is.

Het is daarmee primair aan de stadsregio Rotterdam om hier actie op te ondernemen.

De stadsregio Rotterdam heeft mij laten weten dat zij samen met bureau jeugdzorg en de zorgaanbieders de ontwikkeling van de zorgvraag nauwgezet volgen. Daarbij is de inzet deze binnen de bestaande financiële kaders op te vangen. Op 16 juni jongstleden is er bijvoorbeeld een convenant getekend tussen betrokken partijen in Rotterdam om de crisisopvang te verbeteren.

In het Afsprakenkader is afgesproken dat provincies en stadsregio’s mij jaarlijks voor 1 oktober informeren over de uitvoering van het Afsprakenkader. Zodra ik een compleet beeld heb van de uitvoering van het afsprakenkader zal ik u dit doen toekomen.

Vraag 4

Hoe gaat u ervoor zorgen dat er meer pleeggezinnen komen, in het bijzonder in de regio Rotterdam, zodat kinderen in de crisisopvang sneller worden overgeplaatst naar een vast verblijf?

Antwoord 4

Eén van de afspraken uit het Afsprakenkader is dat de minister voor Jeugd en Gezin de provincies ondersteunt bij het realiseren van meer capaciteit voor intensieve pleegzorg door indiening van het wetsvoorstel Verbetering positie pleegouders, de verhoging van de financiële tegemoetkoming en de bekostiging en inrichting van een campagne voor het werven van pleegouders.

Binnenkort zal ik uw Kamer het nader rapport zenden over het wetsvoorstel Verbetering positie pleegouders. Verder ben ik bezig om in overleg met IPO en MOgroep Jeugdzorg een campagne in te richten voor het werven van geschikte pleegouders. De verwachting is dat deze eind van het jaar van start gaat.

Vraag 5

Deelt u de mening dat het Rijk bij de verdeling van geld meer rekening zou moeten houden met de zwaarte van problemen in de provincies en grootstedelijke regio’s?

Antwoord 5

Provincies en grootstedelijke regio’s hebben mij via het IPO een voorstel voorgelegd voor de verdeling van de doeluitkering voor 2010 en 2011, waarmee ik heb ingestemd. Hierbij is gebruik gemaakt van een verdeelmodel van het SCP waarin de meest recente inzichten over de regionale spreiding van de problematiek van jeugdigen zijn verwerkt. Omdat een ingroeitraject noodzakelijk is, wordt in 2011 50% van de middelen verdeeld op basis van het verdeelmodel en 50% op basis van de historische verdeling.

Vraag 6

Hoe staat het inmiddels met de ontwikkeling van het nieuw vraaggerichte ramings- en verdeelmodel voor de wijze van financieren van de jeugdzorg?

Antwoord 6

Het SCP heeft een informatieplan ontwikkeld met daarin een voorstel hoe het bestaande gebruikersmodel te ontwikkelen tot een vraaggericht model. Ik heb het SCP de opdracht gegeven dit informatieplan uit te voeren. Momenteel is het SCP bezig met de uitvoering hiervan. Naar verwachting zal het model in de tweede helft van 2011 gereed zijn.


XNoot
1

AD Rotterdams Dagblad, 18 juni 2010: «Crisisopvang jeugd bomvol».

Naar boven