Vragen van het lid
Arib
(PvdA) aan de minister van Justitie over de naar Turkije gevluchte mensenhandelaar Saban B (ingezonden 1 juli 2010).
Antwoorden van minister Hirsch Ballin (Justitie) (Ontvangen 26 juli 2010) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010,
nr 2898.
Vraag 1
Kent u de berichten «Vrouwenhandelaar Saban B. op borgtocht vrij in Turkije»1 en «Saban B. waarschijnlijk niet bij eigen zaak»?2
Vraag 2
Is het waar dat Saban B. graag bij het hoger beroep in de mensenhandelzaak voor het gerechtshof in Arnhem wilde zijn, maar
dat de autoriteiten in Turkije hem niet wilden laten gaan vanwege een strafzaak in Turkije tegen hem? Zo ja, hoe ziet u die
in het licht van het feit dat de Turkse rechter inmiddels wel gemeend heeft Saban B op borgtocht vrij te kunnen laten?
Antwoord 2
Het is juist dat door de verdediging van Saban B. is aangegeven dat hij de zitting in Nederland zou willen bijwonen. Het is
ook juist dat de Turkse autoriteiten niet over mogelijkheden beschikken om dit te realiseren.
Een verband tussen het tegen betaling van borg schorsen van de voorlopige hechtenis en het niet kunnen bijwonen van de Nederlandse
strafzaak is er niet. De rechtshulpverdragen die tussen Nederland en Turkije gelden, voorzien niet in tijdelijke overbrenging
van een verdachte naar een ander land om daar te worden berecht. Voor het bewerkstelligen dat een verdachte die zich in het
buitenland bevindt in Nederland ter terechtzitting verschijnt teneinde te kunnen worden vervolgd, bestaat de uitleveringsprocedure.
Het Turks recht verzet zich echter tegen de uitlevering van Turkse onderdanen.
Vraag 3
Bent u bereidt om uitleg te vragen aan Turkije over de reden dat Saban B. op borgtocht wordt vrijgelaten, maar niet naar Nederland
mag komen om zijn hoger beroep af te wachten?
Antwoord 3
Kort na het bekend worden van het bericht dat Saban B. op borgtocht is vrijgelaten, is door het Nederlandse Openbare Ministerie
contact gezocht met het Turkse Openbaar Ministerie. Het Turkse Openbaar Ministerie liet weten dat Saban B. het land niet mag
verlaten (zijn paspoort is ingenomen) en hij zich beschikbaar dient te houden voor Justitie. Verder verwijs ik naar het antwoord
op vraag 2.
Vraag 4
Is het waar dat het gerechtshof in Arnhem geen toestemming geeft om Saban B. «via video of telefoon bij de behandeling van
de zaak te laten meepraten of om desnoods het hoger beroep in Turkije te behandelen»? Zo ja, welke overwegingen lagen aan
dit besluit van het hof ten grondslag?
Antwoord 4
Ja. De reden dat het gerechtshof de verzoeken van de verdediging met deze strekking heeft afgewezen, is dat de Turkse autoriteiten
na het verzoek daartoe van het Nederlandse Openbaar Ministerie hadden aangegeven dat de technische infrastructuur nog niet
is voltooid om betrokkene met audiovisuele verbinding in staat te stellen om op zittingsdagen de behandeling van zijn strafzaak
te volgen.
Op de vraag of Saban B. op de zittingsdagen kan beschikken over een telefoon zodat hij onbeperkt contact kan opnemen en overleggen
met zijn raadsman, gaf Turkije – kort gezegd – aan dat gedetineerden niet opgebeld kunnen worden.
Deze laatste belemmering is overigens niet meer van toepassing, nu betrokkene in Turkije op borgtocht is vrijgelaten.
Vraag 5
Wat is de stand van zaken ten aanzien het overleg met Turkije over het ten uitvoer leggen van een onherroepelijk Nederlands
vonnis in de zaak tegen Saban B.? Hoe schat u de kans in dat Turkije een dergelijk vonnis ten uitvoer gaat leggen?
Antwoord 5
Zodra er een onherroepelijke veroordeling is, kan Nederland op grond van het Europees verdrag inzake de internationale geldigheid
van strafvonnissen aan Turkije een verzoek doen om de executie van dat Nederlandse strafvonnis over te nemen.
Vraag 6
Bent u van mening dat de Turkse autoriteiten er alles aan doen om ervoor te zorgen dat Saban B. zijn straf, opgelegd door
de Nederlandse rechter, niet ontloopt? Zo ja, waar blijkt dat dan uit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Ik verwijs u hieromtrent naar het antwoord op vraag 3 van het lid Van Haersma Buma (CDA), ingezonden 1 juli 2010 (vraagnummer
2010Z10312).
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Haersma Buma (CDA), ingezonden 1 juli 2010 (vraagnummer
2010Z10312)
XNoot
1 NRC 30 juni 2010.