Vragen van het lid
Jasper van Dijk
(SP) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over fraude bij Hogeschool Windesheim (ingezonden 23 juni
2010).
Antwoord van staatssecretaris
Van Bijsterveldt-Vliegenthart
(Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 9 juli 2010).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat een voormalig directeur van de Hogeschool Windesheim voor meer dan 800.000 euro heeft
gefraudeerd in de periode van 2002 tot 2005?1
Antwoord 1
In oktober 2009, kort na de ontdekking van de fraude bij Hogeschool Windesheim
ben ik op de hoogte gesteld. Over de duur van de fraude en het daarmee
gemoeide bedrag was op dat moment nog niets bekend. Inmiddels richt het onderzoek naar de fraude zich op de periode januari
2002 tot en met september 2009. Niettemin acht ik fraude van welke omvang dan ook onacceptabel.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de fraude bij Winsdesheim onaanvaardbaar is, zeker vanwege het feit dat het om belastinggeld gaat, bestemd
voor onderwijs?
Antwoord 2
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Vraag 3
Hoe verklaart u de fraude bij Windesheim? Heeft dit te maken met de wijze van financiering van hogescholen (de lumpsum)? Heeft
het te maken met de schaalvergroting en het feit dat managers relatief eenvoudig grote bedragen kunnen uitgeven zonder deugdelijke
verantwoording? Zo ja, welke maatregelen gaat u daartegen nemen?
Antwoord 3
Hoe de fraude bij Hogeschool Windesheim heeft kunnen plaatsvinden is op dit moment niet te verklaren. Het College van Bestuur
van Hogeschool Windesheim heeft direct na de melding van de FIOD aan een extern bureau de opdracht verstrekt om een forensisch
onderzoek naar de onderhavige fraude te laten uitvoeren. Ik wacht de resultaten van dat onderzoek met belangstelling af.
Onderwijsinstellingen nemen de nodige maatregelen om fraude te voorkomen. Het helemaal uitsluiten ervan acht ik niet haalbaar,
maar ik ben wel van mening dat instellingen alert(er) moeten zijn om fraude zoveel mogelijk tegen te gaan.
Vraag 4
In hoeverre heeft de Raad van Toezicht adequaat toezicht gehouden op het financiële beleid van Windesheim?
Antwoord 4
Of het toezicht door de Raad van Toezicht op het financiële beleid van Hogeschool
Windesheim adequaat is geweest zal moeten blijken uit het forensisch onderzoek waarnaar ik in mijn antwoord op vraag 3 heb
verwezen.
Vraag 5
Hoe gaat u voorkomen dat directeuren en managers van onderwijsinstellingen grote uitgaven kunnen doen zonder deugdelijke verantwoording?
Bent u het eens dat het toezicht op dit soort uitgaven moet worden verbeterd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen
gaat u nemen?
Antwoord 5
Onderwijsinstellingen worden jaarlijks gecontroleerd door een accountant, die al dan niet een goedkeurende verklaring bij
de jaarrekening afgeeft. Een van de toetspunten bij die controle betreft de inrichting en de werking van de administratieve
organisatie. Hiermee moet worden geborgd dat uitgaven rechtmatig tot stand zijn gekomen.
Na een signaal over (vermoedens van) fraude voert de Inspectie van het Onderwijs een onderzoek uit. Bij een werknemersfraude,
zoals in het onderhavige geval, dan volgt de inspectie de handelingen van het bestuur dat in een dergelijke zaak meestal
zelf een onderzoek ter hand neemt. Ingeval het een fraude op bestuurdersniveau betreft, voert de inspectie het onderzoek
zelf uit.
Vraag 6
Zijn u meer gevallen van fraude bekend zoals bij Hogeschool Windesheim? Zo ja, welke?
Antwoord 6
Ja, de Inspectie van het Onderwijs heeft in het Onderwijsverslag 2008/2009 (Tweede Kamer 2009–2010, 32 123 VIII, nr. 122) melding gemaakt van 9 signalen in 2009: 4 gevallen van werknemersfraude, waaronder die van Hogeschool Windesheim en 5 gevallen
van bestuurdersfraude.
XNoot
1 RTV Oost, 21 juni 2010
http://www.rtvoost.nl/nieuws/default.aspx?nid=112430