Aanhangsel van de Handelingen
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 2801 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 2801 |
Wat is uw oordeel over het feit dat er veel geld op de plank blijft liggen in het speciaal onderwijs? 1
Ik heb kennis genomen van dit bericht van de Algemene Onderwijsbond (AOB). De AOB concludeert dat de instellingen geld overhouden. Uitgangspunt is dat de zorgmiddelen, die bedoeld zijn om kinderen specialistische zorg te bieden, daarvoor ook worden gebruikt. Het onnodig reserveren van geld is dan ook volstrekt niet de bedoeling. Overigens kunnen kengetallen op zichzelf een vertekend beeld geven van de werkelijke situatie. Vandaar ook dat de commissie Don heeft geadviseerd om deze gegevens altijd in samenhang te bezien. Maatwerk is hier altijd nodig: verwachtingen voor de toekomst (zoals groei of juist krimp van het leerlingenaantal) en de omvang van de financiële risico’s die een individuele instelling loopt, hebben invloed op de gewenste omvang van het eigen vermogen en de voorzieningen op de balans.
In de eerste plaats is het belangrijk om vast te stellen dat er geen sprake is van financiële «normen». Wel worden er signaleringswaarden gehanteerd. Waar het om gaat is dat iedere instelling een gezond financieel beleid voert. Dan is enerzijds geen sprake van onnodige reserveringen en komt anderzijds de continuïteit van de organisatie niet plotseling in gevaar omdat men zich onvoldoende heeft voorbereid op een bepaalde situatie. «Normen» zouden per definitie aanduiden dat een bepaald financieel kengetal «goed» danwel «fout» is, zonder hierbij rekening te houden met de specifieke situatie. Zoals in het artikel van de AOB ook is verwoord, is er voor het speciaal onderwijs nog geen signaleringsgrens opgesteld. Het rapport van PriceWaterhouseCoopers2 (waarop de commissie Don zich mede heeft gebaseerd), heeft gesteld dat de verschillen met het regulier onderwijs (qua diversiteit en bekostigingsvoorwaarden) dusdanig groot zijn dat hier niet zondermeer dezelfde signaleringsgrenzen voor kunnen worden gehanteerd. Daarom wordt er dit jaar, conform het advies van PWC, een apart onderzoek uitgevoerd in het (v)so. De resultaten hiervan worden aan het eind van dit jaar verwacht.
Is het waar dat het «grillige proces» van passend onderwijs ervoor zorgt dat besturen in onzekerheid leven en daardoor middelen naar de reserves doorsluizen1?
De overwegingen waarom scholen middelen reserveren kunnen erg verschillen. Dat is afhankelijk van de situatie waarin de school verkeert. Ook uit de voorbeelden die worden aangehaald in het artikel van de AOB, blijkt deze diversiteit. De vraag in hoeverre het proces van passend onderwijs voor besturen hierin een rol speelt is dan ook niet eenduidig te beantwoorden.
Kan een school de levensovertuiging als excuus gebruiken om middelen naar de reserves te sluizen, zoals de directeur van Stichting so/vso Veluwe dat doet? Zo ja, vindt u het een wenselijke situatie dat een school op basis hiervan geen verzekering afsluit voor de inboedel, aansprakelijkheid en vervanging van personeel?
Scholen krijgen een lumpsumfinanciering en zijn, binnen de wettelijke kaders, vrij in de besteding daarvan. Het bestuur van een school is verantwoordelijk voor het bieden van goed onderwijs aan de leerlingen en de continuïteit van de organisatie. Dat betekent dat er ook rekening mee moet worden gehouden dat bepaalde risico’s zich kunnen voordoen. Een mogelijkheid is dat men zich hiervoor verzekert. In dat geval drukken de verzekeringskosten op de schoolorganisatie en bevindt het verzekeringskapitaal zich bij de verzekeraar. Indien ervoor gekozen wordt om zich niet te verzekeren, dan zal de instelling zelf het benodigde kapitaal moeten hebben om dit risico af te dekken. Dit kapitaal zal dan ook zichtbaar zijn op de balans. De keuze om al dan niet te verzekeren is aan het bestuur, uiteraard in samenspraak met de medezeggenschapsraad. Voor de verzekering van vervangingskosten en kosten van werkloosheid, bieden artikel 169 en artikel 170 van de Wet op de Expertisecentra (WEC) aan schoolbesturen de mogelijkheid om op godsdienstige of levensbeschouwelijke gronden zelf de risico’s te dragen.
Wat is de oorzaak van het feit dat veel regionale expertisecentra geen personeel hadden om daadwerkelijk in te zetten in het basisonderwijs waardoor het geld dat daarvoor bedoeld was rechtstreeks verdween naar de reserves? Hoe is de situatie daaromtrent nu? Is er voldoende ambulante begeleiding beschikbaar vanuit de regionale expertisecentra?
De situatie waar dit artikel op doelt heeft betrekking op het schooljaar 2006–2007. In die periode gaven regionale expertisecentra (rec’s) aan dat men moeite had met het vinden van voldoende bekwame ambulante begeleiders. Destijds heeft daarover ook overleg plaatsgehad met de WEC-raad om te zoeken naar oplossingen. In praktijk wordt ook van deze oplossingen gebruik gemaakt. In het artikel van de AOB van vorig jaar over de vermogenspositie van het speciaal onderwijs3, werd eveneens melding gemaakt van een aantal instellingen dat in eerste instantie geen goed aanbod kon realiseren door het gebrek aan personeel, maar waar inmiddels de situatie weer sterk verbeterd was.
In het artikel van dit jaar geeft de AOB zelf aan dat de rec’s er «nu blijkbaar beter in slagen om hun geld aan onderwijskundige activiteiten uit te geven»1.
Is het waar dat de samenwerkingsverbanden WSNS4 met een gemiddelde rentabiliteit van 5 procent te veel geld overgehouden op de jaarlijkse begroting? Zo ja, wat is de oorzaak van het feit dat de middelen bij de samenwerkingsverbanden blijven hangen? Welke taken heeft het samenwerkingsverband in de huidige situatie precies?
Zoals gezegd is het belangrijk om kerngegevens altijd in samenhang en in de context te bezien. Het berekenen van een gemiddelde over 257 samenwerkingsverbanden doet hieraan geen recht. Daarnaast meldt het artikel ook duidelijk dat de verschillen tussen samenwerkingsverbanden erg groot zijn, zowel in omzet als in resultaat. Een algemene uitspraak over alle samenwerkingsverbanden is dan ook niet mogelijk. Er kunnen verschillende oorzaken zijn voor het positieve of negatieve resultaat over het jaar. Hierbij geldt het eerder geformuleerde uitgangspunt dat het niet de bedoeling is dat er onnodig middelen worden gereserveerd. De taken van het samenwerkingsverband WSNS zijn vastgelegd in de artikelen 18 – 28 van de Wet op het Primair Onderwijs (WPO).
Vindt u het onwenselijk dat veel geld bedoeld voor zorgleerlingen in het basis en speciaal onderwijs hen vanuit de samenwerkingsverbanden niet bereikt? Zo ja, welke maatregelen gaat de minister nemen om ervoor te zorgen dat deze middelen ingezet worden waarvoor ze bedoeld zijn?
Uitgangspunt is dat de zorgmiddelen, die bedoeld zijn om kinderen specialistische zorg te bieden, daarvoor ook worden gebruikt. Het is in geen geval de bedoeling dat er onnodig middelen worden gereserveerd. Juist ook in het kader van passend onderwijs is het een belangrijke doelstelling dat de beschikbare middelen op de meest efficiënte en meest effectieve wijze worden ingezet. De verantwoording over de beschikbare zorgmiddelen vormt dan ook een belangrijk onderdeel van de uitwerking van «passend onderwijs». Daarnaast wordt, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, een aanvullend onderzoek naar het (v)so gedaan, om zo de ontwikkeling van signaleringswaarden mogelijk te maken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20092010-2801.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.