Vragen van het lid Dibi (GroenLinks) aan de staatssecretarissen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de open brief van de onderwijsbonden (ingezonden 20 mei 2010).

Antwoord van minister Hirsch Ballin (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 1 juli 2010).

Vraag 1

Heeft u kennis genomen van de open brief van de onderwijsbonden over de onduidelijkheid bij het onderwijspersoneel over hun loonontwikkeling in 2010?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Deelt u de mening dat aan deze onduidelijkheid over dit lopende jaar zo snel mogelijk een einde moet worden gemaakt? Zo nee. waarom niet?

Wat is uw reactie op deze brief?

Antwoord 2 en 3

De onderwijsbonden vragen van het kabinet duidelijkheid over de loonontwikkeling in 2010. Deze is gegeven in de Voorjaarsnota die op 31 mei jl. aan de Tweede Kamer is gezonden (Kamerstuk 32 395, nr. 1).

Vraag 4

Bent u van plan de aangenomen motie Azough 2) over het onverkort van toepassing verklaren van het referentiemodel uit te voeren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

In het aanvullend beleidsakkoord 2009 verwachtte het kabinet dat in nieuwe cao’s voor 2010 – in zowel markt als overheid – een beperkte loonontwikkeling zou worden afgesproken. Daarmee zou automatisch een besparing worden gerealiseerd voor de rijksbegroting. De loonontwikkeling in de markt werkt immers via het toepassen van de referentiesystematiek door in de kabinetsbijdrage voor de arbeidsvoorwaardenontwikkeling in de overheidssectoren. Deze besparing treedt vooralsnog echter zeer beperkt op omdat op basis van CEP-ramingen gebleken is dat de loonontwikkeling in de markt in 2010 op jaarbasis nog uitkomt op 1,25%. In het aanvullend beleidsakkoord is voorts afgesproken dat het kabinet in het geval er geen nominale nullijn tot stand komt, mede in zijn rol als overheidswerkgever, op enigerlei wijze vanuit de collectieve sector zal bijdragen aan solidariteit met de marktsector. Het inhouden van de loonbijstelling 2010 vloeit voort uit het streven een nominale nullijn te realiseren. Mede in het licht van de staat van de overheidsfinanciën heeft het kabinet daarom besloten de loonbijstelling 2010 niet uit te keren. De referentiesystematiek biedt de mogelijkheid om bij het bepalen van de kabinetsbijdrage aan de overheidswerkgevers voor arbeidsvoorwaardenverbeteringen af te wijken van de arbeidsvoorwaardenontwikkeling in de marktsector.

Het kabinet acht, mede gegeven de staat van de overheidsfinanciën, een algemene nullijn op alle kabinetspersoneel noodzakelijk. Het is onwenselijk om op deze algemene nullijn een uitzondering te maken voor het onderwijspersoneel.

Het kabinet wenst ook ten principale de mogelijkheid te behouden om beleidsmatig in te grijpen als de omstandigheden dat vereisen. Het kabinet kan daarom nimmer toezeggen onder alle omstandigheden onverkort het referentiemodel toe te passen. Het kabinet kan de motie Azough daarmee niet uitvoeren.

Vraag 5

Bent u bereid deze vragen op zeer korte termijn, namelijk vóór het Verantwoordingsdebat van 20 mei 2010 te beantwoorden?

Antwoord 5

Deze vraag is al beantwoord in de brief van 20 mei jongstleden (Kamerstuk 32 124, nr. 15).

Naar boven