Vragen van de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Anker (beiden ChristenUnie) aan de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de uitspraak van de Raad van State inzake geluidsoverlast door het Kerkgenootschap Leger des Heils in Zutphen (ingezonden 14 april 2010).

Antwoord van minister Huizinga-Heringa (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer), mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie (ontvangen 17 juni 2010). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 2537.

Vraag 1

Kent u de uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van Kerkgenootschap Leger des Heils om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen het kerkgenootschap Leger des Heils en het college van burgemeester en wethouders van Zutphen?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat houdt de uitdrukkelijke uitzondering in die in het Activiteitenbesluit is opgenomen voor het geluid van kerkdiensten, waarvoor de geluidswaarden die normaal gesproken van toepassing zijn, niet gelden? (artikel 2.18, eerste lid, aanhef en onder c, Activiteitenbesluit)

Antwoord 2

Het bepaalde in artikel 2.18, eerste lid aanhef en onder c, van het Activiteitenbesluit houdt in dat het geluid bij godsdienstige bijeenkomsten of plechtigheden bij toetsing aan de grenswaarden voor de geluidsniveaus uit het Activiteitenbesluit buiten beschouwing blijft. Hiermee wordt invulling gegeven aan het in de Grondwet verankerde recht op vrijheid van godsdienst.

Vraag 3

Wordt in deze bepaling onderscheid gemaakt tussen versterkt en onversterkt geluid?2

Antwoord 3

In artikel 218, eerste lid, aanhef en onder c, wordt geen onderscheid gemaakt tussen versterkt en onversterkt geluid.

Vraag 4, 5, 6 en 7

Hoe beoordeelt u het onderscheid dat de Raad van State maakt tussen versterkt en onversterkt geluid?

Wat betekent deze uitspraak nu feitelijke geluidsniveaus niet per definitie afhangen van de omstandigheid of al dan niet via geluidsversterking ondersteuning van erediensten plaatsvindt?

Bent u bereid artikel 2.18 dan wel de wet Geluidhinder aan te passen teneinde voor deze en vergelijkbare situaties voor nu en in de toekomst duidelijkheid te geven?

Op welke wijze wilt u overigens verzekeren dat kerken de ruimte behouden hun erediensten vorm te geven zonder dat hen daarbij meer beperkingen worden opgelegd dan strikt noodzakelijk is en dus passend bij een extensieve uitleg van artikel 6 van de Grondwet en artikel 18 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens?

Antwoord 4, 5, 6 en 7

Het oordeel van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betreft een voorlopige voorzieningsuitspraak. De juridische procedure is hiermee nog niet afgerond. Daarom kan het kabinet thans niet op de rechtszaak ingaan.


XNoot
1

Raad van State, 1 april 2010, zaaknummer 201001600/1/M2 http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?zoeken_veld=Leger&verdict_id=

43673&utm_id=1&utm_source=Zoeken_in_uitspraken&utm_campaign=uitspraken&utm_

medium=internet&utm_content=201001600/1/M2&utm_term=Leger

XNoot
2

Zie de eerdere uitspraak Raad van State waarnaar de Raad van State verwijst ,uitspraak van 5 januari 1996 in zaak nr. R03.90.3668; AB 1996, 179.

Naar boven