Vragen van het lid Thieme (PvdD) aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over bijensterfte en niet aangepaste zaaimachines (ingezonden 21 april 2010).

Antwoord van minister Verburg (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 14 juni 21010). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 2505.

Vraag 1

Kent u het bericht «Nog niet alle zaaimachines aangepast voor maiszaad»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 5

Is het waar dat nog niet alle zaaimachines uitgerust zijn met deflectoren om bijensterfte te voorkomen?

Bent u bereid maatregelen te treffen om het zaaien met niet-aangepaste machines tegen te gaan? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2 en 5

Ja, dat is waar. De deflectorverplichting is gekoppeld aan het gebruik van met bepaalde gewasbeschermingsmiddelen behandeld maïszaad. De situatie is daarbij als volgt: op verzoek van de houders van toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen op basis van de werkzame stoffen clothianidin, thiamethoxam en imidacloprid heeft het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) de desbetreffende toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen voor de behandeling van maïszaad gewijzigd met ingang van 8 januari 2010. In die toelatingen heeft het Ctgb bepaald dat het zaad slechts mag worden gezaaid met behulp van zogenoemde deflectoren op de zaaimachine. Tevens echter heeft het Ctgb een aflever- en opgebruiktermijn voor reeds behandeld maïszaad vastgesteld tot 1 juli 2010. Dit betekent dat bestaande voorraden van behandeld maïszaad nog tot 1 juli 2010 met het oude etiket op de markt mogen worden gebracht en dientengevolge ook mogen worden gebruikt zonder deflector. Nu de termijn op 1 juli eindigt, mag behandeld maïszaad nadien uitsluitend met behulp van een zaaimachine, voorzien van deflectoren worden uitgezaaid.

Het Ctgb heeft daarmee vooruitgelopen op Richtlijn 2010/21/EU van de Commissie van 12 maart 2010 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad wat betreft de specifieke bepalingen voor clothianidin, thiamethoxam, fipronil en imidacloprid (Pb EU, L65). Deze richtlijn stelt aanvullende regels ter bescherming van niet tot de doelsoorten behorende organismen, met name honingbijen. Deze regels moeten met ingang van

1 november 2010 worden toegepast. Voor zaadbehandelingen zijn de doelen het vrijkomen van stof zoveel mogelijk te beperken en een zo groot mogelijke inwerking van het zaad in de bodem te bereiken. Voor spuittoepassingen moeten zo nodig aanvullende risicobeperkende maatregelen worden genomen.

Vraag 3

Is het waar dat de Algemene Inspectiedienst (AID) te kennen heeft gegeven hierop niet te zullen controleren? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Zo nee, hoe zal de AID hiermee omgaan?

Antwoord 3

Nee. Tot op heden heeft de AID 22 controles uitgevoerd op de eisen gesteld aan het zaaien van maïs en daarbij geen overtredingen aangetroffen. De controles hadden een preventief karakter om te bevorderen dat zaaimachines zo spoedig mogelijk met deflectoren worden uitgerust. Vanaf 1 juli 2010 is het uitsluitend nog toegestaan om maïszaad dat is behandeld met de desbetreffende gewasbeschermingsmiddelen te zaaien met een machine voorzien van deflectoren. Bij constatering van een overtreding van deze eis, kan een bestuurlijke boete worden opgelegd.

Vraag 4

Deelt u de mening dat het niet aanvaardbaar is om de gezondheid van de bijen in gevaar te brengen door te zaaien met niet aangepaste zaaimachines? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Ja. De door het Ctgb gekozen opgebruiktermijn betekent dat ruim voor de termijn die Richtlijn 2010/21/EU stelt, niet langer gebruik mag worden gemaakt van niet aangepaste zaaimachines. Zie verder mijn antwoorden op vragen 2 en 5.


XNoot
1

Agrarisch dagblad, 17 april 2010.

Naar boven