Vragen van het lid Irrgang (SP) aan de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financien over de rol van de Stichting van de Arbeid bij de compensatieregeling voor woekerpensioenen (ingezonden 21 april 2010).

Antwoord van minister Donner (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de minister van Financiën (ontvangen 8 juni 2010). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 2462.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Kassa van 17 april jl.?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Heeft de Stichting van de Arbeid volgens u alleen toegezien op het proces van de totstandkoming van de regeling of zich ook bemoeid met de inhoud daarvan?

Antwoord 2

Voor een inhoudelijk oordeel over de toetsnorm voor beschikbare premieregelingen met beleggingsmogelijkheid, die door de verzekeraars op eigen initiatief is voorgesteld naar aanleiding van de toetsnorm voor individuele beleggingsverzekeringen, heeft de Stichting van de Arbeid zich tijdens het overlegproces met het Verbond gewend tot de Ombudsman Financiële Dienstverlening. Aan de Ombudsman, de heer J.W. Wabeke, is gevraagd aan te geven hoe hij de uitwerking door het Verbond van Verzekeraars met betrekking tot de structuur en de hoogte van de in de toetsnorm opgenomen parameters zou beoordelen. Met zijn specifieke inhoudelijke kennis heeft de Ombudsman vervolgens op een aantal punten concessies afgedwongen van de verzekeraars. De partners in de Stichting hebben dit proces gevolgd. Zonder de toetsnorm inhoudelijk te kunnen beoordelen, heeft de Stichting van de Arbeid op basis van een eindrapportage van de Ombudsman vastgesteld dat de norm als redelijk en juist beoordeeld is door de Ombudsman Financiële Dienstverlening.

Vraag 3

Indien de Stichting van de Arbeid zich alleen met het proces heeft beziggehouden, deelt u dan de mening dat van deze regeling ten onrechte de suggestie uitgaat dat sociale partners zich verbonden hebben aan de inhoud van de regeling?

Antwoord 3

Nee. Zie het antwoord op vraag 2.

Vraag 4

Indien het voorgaande niet het geval is, waarom ontkent de Stichting van de Arbeid dit dan in de uitzending?

Antwoord 4

De door Kassa uitgezonden geluidsfragmenten zijn opgenomen en uitgezonden zonder toestemming van betrokkenen. Betrokkenen waren zelfs niet op de hoogte van de opnames. De Stichting heeft verklaard zich niet te herkennen in het beeld dat in de uitzending over de betrokkenheid van de Stichting is opgeroepen.

Vraag 5

Onderschrijft u de in de uitzending ingenomen stelling dat een gemiddeld kostenpercentage van 1% voor beleggingsfondsen gebruikelijk is? Zo ja, hoe verhoudt dat zich volgens u tot de norm van maximaal 1,5% en maximaal 9,5% van de premie-inleg?

Antwoord 5

Nee, dit is zijn algemeenheid niet te zeggen; het kostenpercentage hangt van veel verschillende factoren af. Van het Verbond van Verzekeraars hebben wij begrepen dat de gemiddelde beleggingskosten rond de 1,5% liggen.

Vraag 6

Deelt u de mening dat er een groot verschil in kosten is tussen een individuele beschikbare premieregeling en een collectieve? Zo ja, waarom komt dit dan niet tot uiting in de compensatieregeling die aansluit bij de Wabeke-norm voor individuele woekerpolissen?

Antwoord 6

Het is niet aan mij om een oordeel te geven over de hoogte van de compensatieregeling. De gepresenteerde toetsnorm geldt voor overeenkomsten die in het verleden zijn gesloten en is door de sector zelf tot stand gebracht. De Stichting van de Arbeid neemt het oordeel van de Ombudsman Financiële Dienstverlening over dat deze norm op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.

Vraag 7

Is het waar dat een betere compensatieregeling niet betekent dat verzekeraars de daarvoor benodigde middelen onmiddellijk op tafel moeten leggen, maar dat deze kosten pas over vele jaren of zelfs decennia genomen moeten worden?

Antwoord 7

De feitelijke betaling vindt plaats op pensioenleeftijd, of wordt verrekend bij de vernieuwing van een contract. Los daarvan moeten verzekeraars voorzieningen treffen in verband met toekomstige compensatie die ten laste gaan van het huidige resultaat.

Vraag 8

Deelt u de mening dat de Wabeke-norm een woekernorm is?

Antwoord 8

Zie het antwoord op vraag 6.

Vraag 9

Wat vindt u van de suggestie om banksparen open te stellen voor pensioenproducten?

Antwoord 9

Voor vermogensopbouw voor de oudedag in de derde pijler is banksparen mogelijk. In de tweede pijler is vanuit de optiek van bescherming van de deelnemer in de Pensioenwet dwingend voorgeschreven dat een ouderdomspensioen levenslang moet zijn. Omdat bankspaarproducten niet voorzien in een afdekking van het langlevenrisico acht het kabinet de gedane suggestie voor de tweede pijler onwenselijk.


XNoot
1

Kassa, 17 april 2010.

Naar boven