Vragen van het lid Smits (SP) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat scholen rijksgeld onjuist besteden (ingezonden 8 april 2010).

Antwoord van minister Rouvoet (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 17 mei 2010).

Vraag 1

Wat is uw oordeel over het bericht «Scholen besteden rijksgeld onjuist»?1 Hoe verklaart u dat scholen de rijksbijdrage, bestemd voor onderwijs, op deze manier besteden?

Antwoord 1

Het bericht is een redactioneel artikel over het rapport van de Inspectie «Investeringen in huisvesting door besturen in het primair onderwijs» en mijn beleidsreactie daarop.

Het rapport gaat onder andere in op de beweegredenen van besturen om te investeren in onderwijshuisvesting.

Vraag 2

Waarom is het rapport «Huisvesting besturen primair onderwijs»2 niet eerder openbaar gemaakt?

Antwoord 2

Het rapport is eind november 2009 door de Inspectie aan mijn voorganger aangeboden. Helaas heeft het overleg met de betrokken instanties in verband met de beleidsreactie en het opstellen van de beleidsreactie op het rapport langer geduurd dan gebruikelijk en wenselijk is. Dit is terug te voeren op het complexe karakter van de onderhavige problematiek. Daarnaast hebben ook de gewijzigde omstandigheden als gevolg van de val van het kabinet tot vertraging geleid.

Vraag 3

Is het waar dat het normbudget voor huisvesting van scholen niet toereikend is?

Antwoord 3

Het antwoord op deze vraag hangt af van de wijze waarop gemeenten invulling geven aan het begrip «normbudget». Iedere gemeente moet een «Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs» opstellen. Conform de modelverordening van de VNG kan de gemeente de normbedragen voor de bouw van een school vaststellen. Daarmee bepaalt de gemeente op voorhand wat een school maximaal mag kosten. De gemeente kan ook besluiten om zonder normkostenmodel te werken. Dan wordt gekeken naar het resultaat van de aanbesteding. Ten tweede is in de verordening ook opgenomen welke (soort) ruimten een school toegewezen krijgt. Sommige schoolbesturen hebben huisvestingswensen waarin de verordening niet voorziet. Zeker als de gemeente de systematiek hanteert om de normbedragen voor onderwijshuisvesting vooraf vast te stellen, zal het normbudget niet in alle gevallen toereikend zijn.

Zoals in de beleidsreactie is aangegeven zal de komende tijd samen met de VNG en de PO-raad worden bezien of, en zo ja in hoeverre, aanvullende huisvestingsbehoeften als redelijk aangemerkt kunnen worden, en daarmee onderdeel kunnen worden van de in de verordening opgenomen ruimtenormering.

Vraag 4

Bent u bereid onderzoek te doen of meer scholen in het primair onderwijs de rijksbijdrage gebruiken voor huisvesting en naar hun beweegredenen daartoe?

Antwoord 4

Het onderzoek van de Inspectie had als doelstelling inzicht te geven in de mate waarin door schoolbesturen geld wordt uitgegeven aan onderwijshuisvesting. Het rapport biedt dat inzicht en geeft daarnaast inzicht in de aard van de investeringen en de beweegredenen van schoolbesturen. Met het oog daarop is er voorshands geen aanleiding voor een breder onderzoek.

Vraag 5

Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat rijksgeld dat bestemd is voor onderwijs, in gebouwen voor besturen gaat zitten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

In mijn beleidsreactie ben ik hier heel duidelijk over: geld uit de lumpsum besteden aan onderwijshuisvesting is wettelijk niet toegestaan. Bovendien is het ongewenst omdat het ten koste gaat van het budget dat is bedoeld voor het bieden van kwalitatief goed onderwijs. De wet legt de verantwoordelijkheid voor onderwijshuisvesting bij de gemeente, zodat schoolbesturen met huisvestingsbehoeften zich tot de gemeente dienen te wenden. Zoals ik in mijn beleidsreactie en in antwoord op vraag 3 al heb aangegeven, ben ik met de VNG en de PO-raad in gesprek over een uitbreiding van de VNG-modelverordening met voorzieningen die niet expliciet onder de verordening vallen, maar waarvan het mogelijk wel wenselijk is deze expliciet te rekenen tot «adequate onderwijshuisvesting» in de zin van de Wpo. Ruimte voor het huisvesten van (bovenschools) management, administratie en/of het schoolbestuur is één van de onderdelen waarover in dat verband gesproken wordt.

Vraag 6

Bent u bereid het onderwijsgeld dat scholen investeren in gebouwen voor schoolbesturen terug te vorderen en te investeren in onderwijs? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

In de brief van 12 mei 2009 van mijn ambtsvoorganger aan de besturen in het primair onderwijs is aangegeven dat, gelet op de voorheen bestaande onduidelijkheid over enerzijds de onrechtmatigheid van huisvestingsuitgaven en anderzijds de behoefte van scholen aan aanvullende huisvestingsvoorzieningen, een genuanceerd sanctiebeleid zal worden gevoerd. In de beleidsreactie heb ik erop gewezen dat het onderzoek van de inspectie laat zien dat de huisvestingsuitgaven van schoolbesturen in 2006 en 2007 vooral zijn gerelateerd aan voorzieningen die niet expliciet zijn opgenomen in de modelverordening van de VNG, maar waarvan het mogelijk wel wenselijk is deze expliciet te rekenen tot «adequate onderwijshuisvesting» in de zin van de Wpo. Zoals ik in antwoord op vraag 5 al heb aangegeven, gaat het hierbij mede om ruimte voor het huisvesten van (bovenschools) management, administratie en/of het schoolbestuur. Verder is er in de beleidsreactie op gewezen dat huisvestingsvoorzieningen vaak gepaard gaan met meerjarige verplichtingen waar een schoolbestuur niet zomaar onderuit kan. Indien de instellingsaccountant en de inspectie problemen met de rechtmatigheid van huisvestingsuitgaven constateren, zal ik – conform hetgeen ik hierover heb opgemerkt in de beleidsreactie – zulke en andere relevante feiten en omstandigheden uiteraard betrekken bij de uitvoering van mijn sanctiebeleid.

Het is dus afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het individuele geval of al dan tot terugvordering zal worden overgegaan.


XNoot
1

NRC Handelsblad, 3 april 2010.

XNoot
2

Huisvesting besturen primair onderwijs, Inspectie van het onderwijs, oktober 2009.

Naar boven