Vragen van het lid
Harbers
(VVD) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de nieuwe collegegeldtarieven van de Universiteit
van Tilburg (ingezonden 13 april 2010).
Antwoord van staatssecretaris
Van Bijsterveldt-Vliegenthart
(Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 10 mei 2010)
Vraag 1
Bent u bekend met de nieuwe collegegeldtarieven van de Universiteit van Tilburg voor het jaar 2010–2011?1
Antwoord 1
Ik heb kennis genomen van de voornemens inzake de collegegeldtarieven die de Universiteit van Tilburg conform de berichtgeving
op de website voor het studiejaar 2010/2011 gaat hanteren.
Vraag 2
Deelt u de stelling op de website van de Universiteit van Tilburg dat «vanaf 1 september 2010 de collegegeldtarieven als gevolg
van een wetswijziging ingrijpend worden gewijzigd»? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Vanwege de wet versterking besturing wijzigt de collegegeldsystematiek inderdaad ingrijpend per 1 september 2010. Het wetsvoorstel
versterking besturing is op 2 februari 2010 door de Eerste Kamer aanvaard en op 18 maart 2010 gepubliceerd in het Staatsblad
(Sb. 2010, 119).
Met deze wet is in de collegegeldsystematiek de leeftijdsgrens van 30 jaar vervallen evenals het onderscheid tussen voltijdse,
deeltijdse en duale studenten. Tot slot is met de wetswijziging van belang geworden of de student voldoet aan het woonplaatsvereiste
en of al een graad is verleend.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de nieuwe regeling waardoor studenten die niet in 2009–2010 aan de Universiteit van Tilburg stonden ingeschreven,
voortaan voor een tweede master het instellingscollegegeld van € 10 506 moeten betalen en voor een tweede bachelor het tarief
van € 6 450? Heeft de regering dergelijke regelingen voorzien bij behandeling van het wetsvoorstel «Versterking Besturing»?2
Antwoord 3
Het is aan elke instelling om gemotiveerd te bepalen welk instellingscollegegeld zij studenten in rekening brengt. De instelling
kan daarbij differentiëren naar groepen van opleidingen en studenten. De medezeggenschap bij een instelling heeft adviesrecht
inzake het instellingsbeleid op dit punt.
In de toelichting bij het wetsvoorstel is aandacht gevraagd voor de zittende studenten, en zijn uitspraken gedaan over de
verwachte omgang met studenten die een schakelprogramma volgen en met studenten die een parallel begonnen tweede studie willen
afronden. De keuzes die deze instelling heeft gemaakt doen recht aan deze aandachtspunten en verwachtingen.
Vraag 4
Hoe verhoudt bovenstaande regeling zich tot het convenant dat gelijktijdig met het wetsvoorstel is afgesloten, waarin is vastgelegd
dat tarieven niet ingrijpend zullen worden verhoogd en studenten ook een tweede studie tegen het wettelijk collegegeld kunnen
afmaken?
Antwoord 4
Het convenant ziet toe op de omgang met studenten die een parallel begonnen tweede studie willen afronden en dat conform de
afspraken met universiteiten en hogescholen tegen een bedrag gelijk aan het wettelijk collegegeld kunnen doen. Het instellingsbeleid
van deze instelling doet recht aan dit convenant.
Vraag 5
Herinnert u zich nog de kritiek op deze convenantafspraken met instellingen, omdat een voorwaarde van het convenant was dat
er bekostiging tegenover zou staan, terwijl deze bekostiging niet is gerealiseerd?
Antwoord 5
Met VSNU en HBO-raad is afgesproken dat sprake is van tijdelijke subsidiëring van parallel gestarte tweede opleidingen om
uitvoering te faciliteren van de afspraak die in het convenant met ISO en LSvB is gemaakt over het collegegeld dat voor het
volgen van deze parallel gestarte tweede opleidingen wordt gevraagd. De betreffende subsidieregeling treed op 1 september
2010 in werking.
Vraag 6
Is het juist te veronderstellen dat de Universiteit van Tilburg deze regeling treft, omdat het convenant onhoudbaar was en
nu is gezocht naar een categorie studenten die wél voor de tweede studie instellingscollegegeld moet gaan betalen?
Antwoord 6
Neen. Universiteit van Tilburg voert naar mijn stellige indruk het convenant uit.
Vraag 7
Vindt u het, met het oog op studentenmobiliteit en een leven lang leren, wenselijk dat studenten van een andere universiteit,
die besluiten een tweede bachelor of master aan de Universiteit van Tilburg te volgen, hiervoor € 6 450, respectievelijk € 10 506
per jaar moeten betalen en zo in feite ontmoedigd worden die tweede opleiding te volgen?
Antwoord 7
Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 8
Bent u bereid bij voorjaarsnota in bekostiging voor de toename van het aantal studenten te voorzien, waardoor de Universiteit
van Tilburg zich aan het convenant kan houden en de regeling kan terugdraaien? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Zoals gebruikelijk vindt de besluitvorming over de financiering van de ontwikkeling van het aantal studenten plaats in het
kader van de voorjaarsnota. Dit staat echter los van het bedoelde convenant, dat Universiteit van Tilburg zoals hiervoor is
aangegeven naar mijn stellige indruk adequaat uitvoert.
XNoot
1 Universiteit van Tilburg, «Tarieven collegegeld»
http://www.uvt.nl/studenten/geldzaken/collegegeld/tarieven/