Vragen van het lid Neppérus (VVD) aan de minister van Verkeer en Waterstaat over waterschapsheffingen voor winkelbedrijven (ingezonden 16 april 2010).

Antwoord van minister Eurlings (Verkeer en Waterstaat) (ontvangen 3 mei 2010).

Vraag 1

Heeft u de aan u gerichte brief van de Raad Nederlandse Detailhandel (RND) over waterschapsheffingen voor winkelbedrijven d.d. 13 april 2010 in goede orde ontvangen en er kennis van genomen?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Bent u het met de RND eens dat winkelbedrijven structureel teveel waterschapsbelasting betalen?

Antwoord 2

Wettelijk is geregeld dat voor alle bedrijven de waterschapsbelasting in eerste instantie op basis van het feitelijk watergebruik wordt gebaseerd. Het aantal kubieke meters op de watermeter wordt vermenigvuldigd met een afvalwatercoëfficiënt. Hieruit volgt een vervuilingswaarde. Als deze enkele jaren achtereen kleiner dan vijf is, valt het bedrijf onder het forfait voor kleine bedrijven. Het bedrijf betaalt dan, net als de huishoudens het tarief voor één of drie vervuilingseenheden (afhankelijk van de vervuilingswaarde).

Als de vervuilingswaarde groter dan vijf is, maar kleiner dan 1000, wordt in de meeste gevallen waterschapsbelasting betaald op basis van de tabel afvalwatercoëfficiënten. Het te betalen bedrag is dan de vervuilingswaarde (het aantal vervuilingseenheden) vermenigvuldigd met het tarief per vervuilingseenheid.

Uit nadere informatie van de Raad Nederlandse Detailhandel heb ik begrepen dat de klacht gaat over het feit dat gewerkt wordt met vooringevulde aangiften waarbij de Raad stelt dat de vooringevulde gegevens veelal niet kloppen (te hoog zijn). De bedrijven kunnen deze vooringevulde gegevens herstellen zodat zij niet te veel waterschapsbelasting betalen.

Uit informatie van de Unie van Waterschappen heb ik begrepen dat als service wordt gewerkt met vooringevulde aangiften, waarbij de gebruikte gegevens voor het watergebruik afkomstig zijn van de drinkwaterleidingbedrijven.

Nader bekeken zal moeten worden in hoeverre daadwerkelijk sprake is van onjuist vooringevulde gegevens en, als dit zich voordoet, waar de oorzaak hiervan is gelegen en hoe het proces kan worden verbeterd.

Vraag 3

Onderschrijft u de stelling van de RND dat de aangifteprocedure voor winkelbedrijven omslachtig en inefficiënt is en dat de aangiftetermijn van slechts een maand ontoereikend is voor winkelbedrijven?

Antwoord 3

Uit informatie van de Unie van Waterschappen blijkt dat voor de bedrijven die onder het forfait voor kleine bedrijven vallen, periodiek (eens in de paar jaar) gegevens worden gevraagd om te toetsen of zij nog steeds onder het forfait vallen. Voor de overige bedrijven is een digitaal aangifteformulier beschikbaar, dat zodanig is ontworpen dat alleen de vragen naar de relevante informatie zichtbaar zijn. Een invultermijn van een maand acht ik niet op voorhand ontoereikend. Bij grotere winkelketens kan het zijn dat in 1 keer veel formulieren moeten worden ingevuld. Aan de andere kant mag je verwachten dat juist grotere ketens een administratieve organisatie hebben die dergelijke handelingen goed kan verwerken. Daarbij is het geen enkel probleem om in overleg met het desbetreffende waterschap uitstel te verkrijgen. Boetes worden in de praktijk pas opgelegd na minimaal drie maanden.

Samen met de Unie van Waterschappen zal met de RND nader worden geïnventariseerd tegen welke problemen de winkelbedrijven aanlopen en welke oplossingen mogelijk zijn.

Vraag 4

Bent u voornemens de aanbevelingen van de RND over te nemen? Zo nee, bent u voornemens andere maatregelen te treffen om aan de klachten van de RND tegemoet te komen?

Antwoord 4

De klacht van de RND betreft in eerste aanleg vooral de wijze van uitvoering. Zoals hiervoor reeds aangegeven zal samen met de Unie van Waterschappen en de RND nader worden geïnventariseerd tegen welke problemen de winkelbedrijven aanlopen en welke oplossingen mogelijk zijn.

Naar boven