Vragen van het lid Van Haersma Buma (CDA) aan de minister van Justitie over het bericht «Geen nieuwe regels opstaan advocaten» (ingezonden 18 maart 2010).

Antwoord van minister Hirsch Ballin (Justitie) (ontvangen 9 april 2010).

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van de brief d.d. 12 maart 2010 van de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: de Orde) aan u, waarin staat dat deze niets ziet in nieuwe regels die advocaten moeten dwingen op te staan voor de rechterlijke macht?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Staat u nog steeds achter de uitspraak van de staatssecretaris van Justitie die tijdens het vragenuur over deze kwestie onder andere zei: «Ik vind dat op dit moment aan de orde is dat de Orde van Advocaten tot regelgeving komt. Ik heb er alle vertrouwen in dat deze tot regelgeving zal komen. Als dit niet zou gebeuren, voeren wij een ander debat en gaan wij kijken hoe je de omgangsvormen, bijvoorbeeld die in een zittingszaal, in bijvoorbeeld de Wet op de rechterlijke organisatie kunt regelen. Dit uitdrukkelijk in een breder verband dan alleen het opstaan voor de rechter.»?1

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Bent u bereid regelgeving over het opstaan van advocaten voor de rechterlijke macht te maken, conform voornoemde uitspraak van de staatssecretaris en ook op grond van de door haar hierover gestuurde brief waarin zij onder andere schrijft: «Het ligt op dit punt voor de hand dat de Orde vooreerst zelf regels stelt. Dit past ook bij een publiekrechtelijke beroepsorganisatie, waarvan bij uitstek verwacht mag worden dat zij weet welke algemene (fatsoens)normen binnen de beroepsgroep dienen te gelden. Ik zal een en ander nauwlettend volgen teneinde zonodig passende (wettelijke) maatregelen te overwegen.»?2

Antwoord 3

Advocaten vervullen als intermediair tussen de rechterlijke macht en het publiek een centrale rol in de rechtsbedeling. Hun sleutelpositie in de rechtspleging verplicht hen bij te dragen aan het vertrouwen van het publiek in een juiste rechtspleging. Respect voor de rechterlijke macht vormt daarbij een belangrijk element. Indien op dit punt een beroep op impliciete normen en waarden onvoldoende is om onwenselijke gedragingen en ontwikkelingen tegen te gaan, ligt het voor de hand deze normen te expliciteren. Hierover zal ik op korte termijn overleg voeren met de Raad voor de Rechtspraak en het College van procureurs-generaal. Over de uitkomst van deze overleggen en mijn gevolgtrekking zal ik u informeren.


XNoot
1

Vragen van het lid De Roon aan de Minister van Justitie, bij diens afwezigheid gesteld aan de Staatssecretaris van Justitie, over de advocaat die uit overtuiging geen respect toont voor de rechter d.d. 15 december 2009.

XNoot
2

Brief Staatssecretaris aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal d.d. 14 december 2009, kenmerk: 5634273/09.

Naar boven