Vragen van de leden Van Hijum en De Pater-van der Meer (beiden CDA) aan de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Justitie over schijnzelfstandigheid in de prostitutiebranche (ingezonden 21 januari 2010).

Antwoord van minister Donner (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de minister van Justitie (ontvangen 6 april 2010) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 1584.

Vraag 1

Kent u het bericht waarin de Amsterdamse wethouder Asscher voorstelt dat kwetsbare Bulgaarse en Roemeense prostituees zich straks moeten inschrijven als zelfstandige zonder personeel (zzp) bij de Kamer van Koophandel (KvK), terwijl dit al sinds 1 juli 2008 een verplichting is?1 Deelt u de mening dat dit een heel dubbel signaal is omdat de prostituees veelal geen zelfstandig werkende ondernemers zijn met kennis van het ondernemerschap en feitelijk vaak in loondienst werken? Deelt u de mening dat instanties als de KvK juist veel kritischer moet zijn bij de inschrijving als zelfstandige van Roemeense en Bulgaarse prostituees?

Antwoord 1

Ik ken het bericht. Het verschijnsel dat in de vraag wordt aangeduid met (schijn)zelfstandigheid komt in alle sectoren voor, ook in de prostitutie. Waar het gaat om (schijn)zelfstandigheid van Bulgaarse en Roemeense prostituees is er niet alleen sprake van arbeidsrechtelijke maar ook van arbeidsmarktaspecten. Prostituees uit Bulgarije en Roemenië kunnen, zolang er sprake is van tewerkstellingsvergunningen voor werknemers uit deze landen en gezien het feit dat geen tewerkstellingsvergunningen voor prostitutie worden verleend, alleen als zelfstandige in de prostitutie werken. Uit de registraties van betrokken organisaties blijkt niet dat de Wet arbeid vreemdelingen wordt ontdoken door aanzienlijke aantallen als (schijn)zelfstandige werkende Bulgaarse en/of Roemeense prostituees (zie ook het antwoord op vraag 3). Ik concentreer me bij de beantwoording van uw vragen dan ook op de arbeidsrechtelijke aspecten van (schijn)zelfstandigheid, die voor werknemers van alle nationaliteiten gelden.

Er is naar mijn mening geen sprake van een dubbel signaal. Op grond van de Handelsregisterwet 2007, die op 1 juli 2008 in werking is getreden, moeten alle ondernemers, onder wie de vrije beroepsbeoefenaren, zich laten inschrijven in het handelsregister. Dit geldt ook voor prostituees die als zelfstandig ondernemer werken. Iedere inschrijfplichtige is verantwoordelijk voor de juistheid van de eigen opgave ter inschrijving. De Kamer van Koophandel (KvK) onderzoekt of de opgave afkomstig is van iemand die tot het doen daarvan bevoegd is en of de opgave juist is. Naar mijn mening is hier sprake van een voldoende kritische beoordeling.

Vraag 2

Deelt u de mening dat deze praktijk van schijnzelfstandigheid bij Roemeense en Bulgaarse prostituees moet worden aangepakt? Deelt u onze mening dat de betrokken uitvoeringsorganisaties onvoldoende dezelfde normen en criteria hanteren om het probleem van schijnzelfstandigheid daadwerkelijk aan te kunnen pakken (zoals IND, Belastingdienst, Kamer van Koophandel, Arbeidsinspectie, gemeenten)? Bent u met ons van mening dat instanties strengere eisen moeten hanteren bij inschrijving als zelfstandige en voor het verstrekken van zaken zoals een BTW-nummer en een Verklaring Arbeidsrelatie (VAR)?

Antwoord 2

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 blijkt uit de registraties van betrokken organisaties niet dat de Wet arbeid vreemdelingen wordt ontdoken door aanzienlijke aantallen als (schijn)zelfstandige werkende Bulgaarse en/of Roemeense prostituees.

Wel is het zo dat er in de prostitutiebranche discussie is over de arbeidsverhoudingen. Daarbij gaat het vooral om de vraag of een prostituee werknemer of zelfstandig werkend is. Hoewel sommige prostituees en exploitanten een voorkeur zeggen te hebben voor zelfstandig ondernemerschap, is in de praktijk in veel gevallen sprake van een dienstbetrekking. Tegen deze achtergrond is een verduidelijking van de arbeidsverhoudingen in de prostitutiebranche tot stand gebracht voor wat betreft fiscaliteit en sociale zekerheid. Op 1 januari 2009 is het «voorwaardenpakket» van de Belastingdienst ingevoerd (Staatscourant, nr. 2699, 30 december 2008). Dit bevat een aantal voorwaarden met betrekking tot de positie van de prostituee, de verplichtingen van de exploitant en de (financiële) administratie. Het uitgangspunt is dat er sprake is van een dienstbetrekking, tenzij aan het voorwaardenpakket wordt voldaan. Indien het voorwaardenpakket niet wordt nageleefd of indien niet wordt gekozen voor het voorwaardenpakket wordt het bovengenoemde uitgangspunt van loondienst toegepast met gevolgen voor fiscaliteit, premies en sociale zekerheid. Het voorwaardenpakket heeft tot doel om de positie van prostituees te verbeteren en de transparantie en traceerbaarheid in de prostitutiebranche te vergroten.

De Belastingdienst heeft verder de eisen voor het verstrekken van zaken als een BTW-nummer en VAR-verklaring aangescherpt.

Vraag 3

Hoeveel Bulgaarse en Roemeense «zelfstandige» prostituees staan er momenteel geregistreerd bij betrokken instanties als de IND, Belastingdienst en de Kamer van Koophandel? Is het waar dat het aantal inschrijvingen snel stijgt? Is het waar dat 95% van de Bulgaarse en Roemeense prostituees bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven als «kapster» of «schoonmaakspecialiste» en dat deze beroepscategorieën worden gebruikt als dekmantel voor de prostitutiebranche?

Antwoord 3

De gevraagde cijfers kunnen niet worden gegeven. De IND registreert burgers van de Unie alleen onder één van de verblijfsgronden die het gemeenschapsrecht kent, te weten zelfstandige, werknemer, werkzoekende, economisch niet actieve, student of familielid van een Unieburger. Uit deze kwalificaties kan het aantal prostituees niet worden afgeleid.

Het is evenmin mogelijk het aantal (binnen- of buitenlandse) prostituees aan te geven dat in het handelsregister staat ingeschreven. Prostitutie wordt in de zogeheten SBI-codering (Standaard Bedrijfsindeling, onder verantwoordelijkheid van het CBS) niet als afzonderlijke activiteit geregistreerd. Prostitutie wordt geregistreerd onder de codering van «Dienstverlening niet eerder genoemd» en daaronder vallen ook andere beroepen, zoals bijvoorbeeld pedicure. Hetzelfde geldt voor de registraties bij de Belastingdienst. In overleg met de betrokken ministeries zal worden bezien of het mogelijk is om een nadere specificatie voor prostitutie in de SBI-codering op te nemen.

Vraag 4

Bent u van mening dat de controle op schijnzelfstandigheid ook een prioriteit moet zijn van de Arbeidsinspectie? Kunt u toelichten hoe vaak de Arbeidsinspectie actie heeft ondernomen naar aanleiding van uw brief (juni 2008) waarin interventieteams worden aangekondigd?

Antwoord 4

Het is primair aan gemeenten en politie om als toezichthouder de naleving van de vergunningvoorwaarden in de prostitutiebranche te controleren. De Arbeidsinspectie stelt capaciteit beschikbaar voor integrale handhavingsacties in de prostitutiebranche op initiatief van de gemeente, zoals aangekondigd in de brief van 16 mei 2008 (Kamerstukken II, 2007/08, 25 437, nr. 56). De Arbeidsinspectie onderhoudt intensieve contacten met politie en gemeenten in de grote steden over de aanpak van misbruik in de prostitutiebranche. Tot op heden heeft de Arbeidsinspectie nog geen concreet voorstel ontvangen voor een interventieteam gericht op de prostitutiebranche, ook niet van de gemeente Amsterdam.

Vraag 5

Welke acties bent u van plan te ondernemen om schijnzelfstandigheid onder prostituees aan te pakken en verdere uitbuiting van deze vrouwen tegen te gaan? In hoeverre zal de nieuwe registratieplicht hieraan kunnen bijdragen?

Antwoord 5

Voor de maatregelen om schijnzelfstandigheid onder prostituees aan te pakken verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.

Verder zal het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (Kamerstukken II 2009/10, 32 211, nr.12) naar verwachting zorgen voor een beter zicht op prostituees en maakt hen beter bereikbaar voor het bieden van informatie en hulp. Op deze manier draagt de registratieplicht bij aan het tegengaan van schijnzelfstandigheid. Het wetsvoorstel bepaalt ook dat het een voorwaarde voor het verkrijgen van een vergunning is dat exploitanten maatregelen nemen ter bescherming van de gezondheid, veiligheid en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituees.

Voorts is voorlichtingsmateriaal voor prostituees en hulpverleners gepubliceerd met basisinformatie over arbeidsrecht, sociale zekerheid, belasting betalen, het voorwaardenpakket, gezondheid, uitstapprogramma’s, signalen van uitbuiting (www.indeprostitutie.nl). Ook wordt op dit moment een informatiekaart over prostitutie en uitbuiting in diverse (Oost-Europese) talen ontwikkeld.

Ten slotte merk ik op dat IND-medewerkers, met name zij die bij de loketten de klantcontacten onderhouden, zijn geïnstrueerd om extra alert te zijn bij mogelijke verschijningsvormen van mensenhandel. Dit geldt in het bijzonder bij signalen die betrekking hebben op Bulgaarse en Roemeense zelfstandige prostituees. Deze signalen worden gemeld aan het Expertisecentrum Mensenhandel/Mensensmokkel (EMM). Binnen dit samenwerkingsverband (tussen de Nationale Recherche, de Koninklijke Marechaussee, de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst en de IND) worden de signalen beoordeeld op aanknopingspunten voor (nader) strafrechtelijk (opsporings)onderzoek. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties treedt in overleg met de VNG met het oog op versterking van het gemeentelijk toezicht.


XNoot
1

De Telegraaf, 19 januari 2010: «Wallen op slot»

http://www.telegraaf.nl/binnenland/5821183/__Amsterdamse_Wallen_op_slot__.html?p=28,1

Naar boven