Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1846

Vragen van het lid Peters (GroenLinks) aan de ministers van Defensie en van Justitie over de Argos-berichtgeving over een standrechtelijke executie op 7 augustus 2002 in de omgeving van Kaboel, Afghanistan. (Ingezonden 29 oktober 2009)

1

Welk type digitale dienstcamera gebruikten de militairen van de Luchtmobiele Brigade in augustus 2002 en welk type digitale dienstcamera gebruikten de militairen van het Korps Commandotroepen (KCT) in augustus 2002?

2

Hebben de KCT-militairen op 7 augustus 2002 foto’s gemaakt van (de slachtoffers van) het schietincident? Zo ja, hoe laat exact (in lokale tijd) zijn die foto’s genomen? Zijn de foto’s met de in gebruik zijnde digitale dienstcamera gemaakt?

3

Hoeveel digitale foto’s hebben de KCT-militairen op en rond de plaats van het schietincident gemaakt?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van de leden Peters (GroenLinks), Van Bommel (SP) en Pechtold (D66), ingezonden 7 oktober 2009 (vraagnummer 2009Z18246).

Nader antwoord

Nader antwoord van de ministers Van Middelkoop (Defensie) en Hirsch Ballin (Justitie) (ontvangen 10 maart 2010) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 1189

Hierbij bieden wij u aan de antwoorden op de nog niet beantwoorde schriftelijke vragen die zijn gesteld naar aanleiding van een schietincident op 7 augustus 2002 nabij Kaboel in Afghanistan. Het betreft de volgende vragen:

– De vragen 2 en van 5 van de leden Heerts en Eijsink aan de ministers van Justitie en van Defensie over de rol van Nederlandse militairen bij een actie op 7 augustus 2002 (ingezonden 7 oktober 2009, kenmerk 2009Z18243); de overige vragen van deze vragenreeks zijn beantwoord op 12 januari 2010 (Handelingen TK 2009–2010, aanhangsel nr. 1187).

– De vragen 1, 2, 3, 5, 6 en 8 van de leden Peters, Van Bommel en Pechtold aan de minsters van Defensie en van Justitie over de Argos-berichtgeving over een standrechtelijke executie op 7 augustus 2002 in de omgeving van Kaboel, Afghanistan (ingezonden 7 oktober 2009, kenmerk 2009Z18246); de overige vragenreeks zijn beantwoord op 12 januari 2010 (Handelingen TK 2009–2010, aanhangsel nr. 1188).

– De vragen 2 en 3 van het lid Peters aan de minister van Defensie en van Justitie over de Argos-berichtgeving over een standrechtelijke executie op 7 augustus 2002 in de omgeving van Kaboel, Afghanistan (ingezonden 29 oktober 2009, kenmerk 2009Z19963); vraag 1 van deze vragenreeks is beantwoord op 12 januari 2010 (Handelingen TK 2009–2010, aanhangsel nr. 1189).

In de ochtend van 7 augustus 2002 is er bij de Afghaanse hoofdstad Kaboel een schietincident geweest waarbij elf ontsnapte gevangenen zijn doodgeschoten. Nederlandse militairen van de luchtmobiele infanteriecompagnie van ISAF waren kort na het incident ter plaatse. Zoals reeds uiteengezet in antwoord op schriftelijke vragen van het lid Van Bommel van 18 februari 2008 (Handelingen TK 2007–2008, aanhangsel nr. 1375) hebben de Nederlandse militairen van hun waarnemingen uitgebreid verslag gedaan aan de leiding van ISAF en aan het ministerie van Defensie in Den Haag.

De Koninklijke marechaussee heeft in augustus 2002 een rapport van bevindingen opgesteld over het schietincident. Het Openbaar Ministerie (OM) concludeerde toen dat Nederlandse militairen niet bij het geweld betrokken waren geweest en dat hen derhalve niets te verwijten viel. Verder was het OM van oordeel dat Nederland geen rechtsmacht kon uitoefenen over eventuele Afghaanse verdachten aangezien dezen zich niet in Nederland bevonden. Het OM heeft in augustus 2002 dan ook besloten dat er onvoldoende aanleiding was een Nederlands strafrechtelijk onderzoek in te stellen.

Naar aanleiding van berichtgeving in enkele media over de gebeurtenissen van 7 augustus 2002 heeft het Openbaar Ministerie begin november 2009 de Koninklijke marechaussee verzocht te bezien of deze berichtgeving niet eerder bekende informatie bevatte die tot nader onderzoek aanleiding zou kunnen geven. De Kamer is hierover onder meer geïnformeerd met de brief van 16 december 2009 (TK 2009–2010, 27 925, nr. 374) en tijdens het spoeddebat van die dag. Waar het in de berichtgeving vooral om ging was de vraag of militairen van het Korps Commandotroepen (KCT) aan het begin van de ochtend van 7 augustus 2002 getuige waren geweest van, of zelfs betrokken waren geweest bij dit schietincident. Dit zou mogelijk blijken uit foto’s van de lichamen van de doodgeschoten personen.

Het nader onderzoek heeft naar het oordeel van het Openbaar Ministerie geen enkele onderbouwing geleverd voor de stelling dat ten tijde van de schietpartij KCT- of andere Nederlandse militairen ter plaatse zijn geweest. De foto’s van de lichamen van de doodgeschoten personen zijn gemaakt door Nederlandse militairen, niet zijnde KCT-militairen, die ruim na afloop van het schietincident ter plaatse zijn gearriveerd. Het Openbaar Ministerie heeft dan ook geconcludeerd dat er geen sprake is van andere of nieuwe informatie dan al in 2002 bekend was, en dat er derhalve ook nu geen aanleiding is voor het instellen van een strafrechtelijk onderzoek.

2 en 3

KCT-militairen hebben geen foto’s gemaakt van de slachtoffers van het schietincident. Zoals uiteengezet in het bijgevoegde antwoord op vraag 2 van de leden Heerts en Eijsink hebben militairen van de luchtmobiele infanteriecompagnie wel digitale en analoge foto’s van de slachtoffers gemaakt. De digitale foto’s zijn gemaakt met hun digitale dienstcamera tussen 9.15 uur en 9.25 uur. De analoge foto’s zijn gemaakt met twee privécamera’s van de militairen in ongeveer dezelfde periode. De militairen hebben in opdracht van hun commandant foto’s gemaakt met hun eigen camera’s omdat met de toen gebruikte digitale camera slechts een gering aantal foto’s kon worden opgeslagen.

Een groep KCT-militairen is enkele uren na het schietincident ter plaatse gearriveerd nadat de lichamen al waren weggehaald door de Afghaanse autoriteiten. Deze groep KCT-militairen heeft daarbij foto’s van die plaats gemaakt met hun digitale dienstcamera. Drie foto’s zijn in het patrouillerapport Patrol Report 411 opgenomen.

Naar boven