Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1844

Vragen van de leden Heerts en Eijsink (beiden PvdA) aan de ministers van Justitie en van Defensie over de rol van Nederlandse militairen bij een actie op 7 augustus 2002. (Ingezonden 7 oktober 2009)

1

Heeft u kennisgenomen van de uitzending van het programma Argos waarin wordt gesproken over de rol van Nederlandse militairen bij een actie op 7 augustus 2002?1

2

Wat was de rol van alle betrokken Nederlandse commando’s en andere Nederlandse militairen zowel tijdens de voorbereiding van de actie, de gehouden actie en na afloop?

3

Wat waren de afspraken met de in functie zijnde Afghaanse autoriteiten op dat moment?

4

Wanneer is het onderzoek van de Koninklijke marechaussee gestart, op basis van welke melding en wat was de status van het onderzoek? Hoeveel tijd zat er tussen het incident en de start van het onderzoek?

5

Is naar uw oordeel alle beschikbare informatie die bekend was bij de commando’s en militairen ter beschikking gesteld van de Koninklijke marechaussee? Zijn er tijdens het onderzoek of op enig moment tot op heden Nederlandse commando’s gehoord door de Koninklijke marechaussee?

6

Is er in het onderzoek samengewerkt met de Duitse Justitie en zo ja op welke wijze? Is er bij het bekend worden van nieuwe informatie in 2008 overwogen een nieuw onderzoek te starten in samenspraak met de Duitse Justitie?

7

Wanneer is het Openbaar Ministerie ingeschakeld in deze kwestie en door wie?

8

Is het waar dat er materiaal, zowel schriftelijk als op foto’s, zoek is geraakt of vernietigd?

9

Was de (toenmalige) minister van Defensie op de hoogte gesteld van het incident, zo ja, wanneer en op basis van welke melding?

10

Wat was de juridische status van de Nederlandse commando’s en van welke missie maakten zij deel uit? Welke bevoegdheden hadden zij?

11

Wat was de juridische status van de overige Nederlandse militairen en van welke missie maakten zij deel uit? Welke bevoegdheden hadden zij?

12

Hoe beoordeelt u het feit dat er kennelijk informatie en beeldmateriaal zoek is geraakt?

13

Waarom is de Tweede Kamer niet op de hoogte gebracht van het incident?

14

Hoe beoordeelt u de uitspraak van een woordvoerder van het ministerie van Defensie dat de Tweede Kamer niet was geïnformeerd omdat de Nederlandse militairen geen fouten hadden gemaakt?2

15

Is de Commissie voor de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten wel geïnformeerd en zo ja, wanneer?

16

Deelt u de mening dat gelet op alle nu beschikbare informatie een nieuw (strafrechtelijk) onderzoek op zijn plaats is zodat volledige waarheidsvinding naar zowel het incident als de gehele afhandeling kan plaatsvinden, waardoor er geen misverstanden meer zullen zijn over de rol van alle betrokken Nederlanders?

Nader antwoord

Nader antwoord van de ministers Van Middelkoop (Defensie) en Hirsch Ballin (Justitie) (ontvangen 10 maart 2010) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 1187

Hierbij bieden wij u aan de antwoorden op de nog niet beantwoorde schriftelijke vragen die zijn gesteld naar aanleiding van een schietincident op 7 augustus 2002 nabij Kaboel in Afghanistan. Het betreft de volgende vragen:

– De vragen 2 en van 5 van de leden Heerts en Eijsink aan de ministers van Justitie en van Defensie over de rol van Nederlandse militairen bij een actie op 7 augustus 2002 (ingezonden 7 oktober 2009, kenmerk 2009Z18243); de overige vragen van deze vragenreeks zijn beantwoord op 12 januari 2010 (Handelingen TK 2009–2010, aanhangsel nr. 1187).

– De vragen 1, 2, 3, 5, 6 en 8 van de leden Peters, Van Bommel en Pechtold aan de minsters van Defensie en van Justitie over de Argos-berichtgeving over een standrechtelijke executie op 7 augustus 2002 in de omgeving van Kaboel, Afghanistan (ingezonden 7 oktober 2009, kenmerk 2009Z18246); de overige vragenreeks zijn beantwoord op 12 januari 2010 (Handelingen TK 2009–2010, aanhangsel nr. 1188).

– De vragen 2 en 3 van het lid Peters aan de minister van Defensie en van Justitie over de Argos-berichtgeving over een standrechtelijke executie op 7 augustus 2002 in de omgeving van Kaboel, Afghanistan (ingezonden 29 oktober 2009, kenmerk 2009Z19963); vraag 1 van deze vragenreeks is beantwoord op 12 januari 2010 (Handelingen TK 2009–2010, aanhangsel nr. 1189).

In de ochtend van 7 augustus 2002 is er bij de Afghaanse hoofdstad Kaboel een schietincident geweest waarbij elf ontsnapte gevangenen zijn doodgeschoten. Nederlandse militairen van de luchtmobiele infanteriecompagnie van ISAF waren kort na het incident ter plaatse. Zoals reeds uiteengezet in antwoord op schriftelijke vragen van het lid Van Bommel van 18 februari 2008 (Handelingen TK 2007–2008, aanhangsel nr. 1375) hebben de Nederlandse militairen van hun waarnemingen uitgebreid verslag gedaan aan de leiding van ISAF en aan het ministerie van Defensie in Den Haag.

De Koninklijke marechaussee heeft in augustus 2002 een rapport van bevindingen opgesteld over het schietincident. Het Openbaar Ministerie (OM) concludeerde toen dat Nederlandse militairen niet bij het geweld betrokken waren geweest en dat hen derhalve niets te verwijten viel. Verder was het OM van oordeel dat Nederland geen rechtsmacht kon uitoefenen over eventuele Afghaanse verdachten aangezien dezen zich niet in Nederland bevonden. Het OM heeft in augustus 2002 dan ook besloten dat er onvoldoende aanleiding was een Nederlands strafrechtelijk onderzoek in te stellen.

Naar aanleiding van berichtgeving in enkele media over de gebeurtenissen van 7 augustus 2002 heeft het Openbaar Ministerie begin november 2009 de Koninklijke marechaussee verzocht te bezien of deze berichtgeving niet eerder bekende informatie bevatte die tot nader onderzoek aanleiding zou kunnen geven. De Kamer is hierover onder meer geïnformeerd met de brief van 16 december 2009 (TK 2009–2010, 27 925, nr. 374) en tijdens het spoeddebat van die dag. Waar het in de berichtgeving vooral om ging was de vraag of militairen van het Korps Commandotroepen (KCT) aan het begin van de ochtend van 7 augustus 2002 getuige waren geweest van, of zelfs betrokken waren geweest bij dit schietincident. Dit zou mogelijk blijken uit foto’s van de lichamen van de doodgeschoten personen.

Het nader onderzoek heeft naar het oordeel van het Openbaar Ministerie geen enkele onderbouwing geleverd voor de stelling dat ten tijde van de schietpartij KCT- of andere Nederlandse militairen ter plaatse zijn geweest. De foto’s van de lichamen van de doodgeschoten personen zijn gemaakt door Nederlandse militairen, niet zijnde KCT-militairen, die ruim na afloop van het schietincident ter plaatse zijn gearriveerd. Het Openbaar Ministerie heeft dan ook geconcludeerd dat er geen sprake is van andere of nieuwe informatie dan al in 2002 bekend was, en dat er derhalve ook nu geen aanleiding is voor het instellen van een strafrechtelijk onderzoek.

2

Het Nederlandse ISAF-detachement van dat moment bestond uit een luchtmobiele infanteriecompagnie en een peloton van het Korps Commandotroepen (KCT). Zoals reeds uiteengezet in de beantwoording van de vragen van het lid Van Bommel (Handelingen TK 2007–2008, aanhangsel 1375, verzonden 18 februari 2008), was een groep Nederlandse militairen van de luchtmobiele infanteriecompagnie van ISAF op 7 augustus 2002 getuige van de nasleep van een schietincident waarbij elf ontsnapte gevangenen zijn gedood. Op die dag had de commandant van de Nederlandse infanteriecompagnie van ISAF «s ochtends vroeg een afspraak met lokale functionarissen in het district Chahar Asiab van Kaboel. De compagniescommandant werd beveiligd door een aantal militairen van zijn compagnie.

Op weg naar de afspraak werd de groep Nederlandse militairen tegen kwart voor acht «s ochtends opgehouden door een menigte. Mensen uit de menigte vertelden de Nederlanders dat er kort tevoren op die plaats een vuurgevecht was geweest tussen politieagenten en een groep personen die werden aangeduid als «Al Qa’ida strijders’. Daarbij waren doden gevallen. De compagniescommandant heeft daarop de Quick Reaction Force (QRF) van het Nederlandse ISAF-detachement gealarmeerd.

Even na acht uur ’s ochtends, nog voordat de QRF ter plaatse was, hoorden de Nederlandse militairen in de verte een schietpartij en zagen zij troepenbewegingen. Na de komst van de QRF heeft een groep Nederlandse militairen zich onder leiding van de compagniescommandant naar de locatie van de schietpartij begeven, boven op een heuvel.

Op weg naar boven zag de compagniescommandant op twee plaatsen een dode met schotwonden, onder andere in het hoofd. Op de heuvel trof de compagniescommandant op de grond een rij van acht personen aan met schotwonden in het hoofd van wie er nog een in leven was. Ook bevond daar zich een groep Afghaanse politieagenten. Even verderop lag het lijk van een negende persoon wiens lichaam zeer zware verwondingen vertoonde die niet door geweervuur konden zijn veroorzaakt. De compagniescommandant heeft zijn mensen opdracht gegeven foto’s te maken om de situatie te kunnen documenteren. De compagniescommandant heeft er verder voor kunnen zorgen dat de gewonde persoon met een Nederlandse ISAF-ziekenauto naar een ziekenhuis werd gebracht. Onderweg is deze persoon echter overleden.

Na de berichten over het incident heeft het hoofdkwartier van de Kabul Multinational Brigade van ISAF de Nederlandse KCT-eenheid gealarmeerd. De drie groepen van de KCT-eenheid waren op het moment van alarmering bezig met hun voor die dag geplande patrouilles elders in Kaboel.

Zij zijn allereerst teruggegaan naar de ISAF-basis. Daar ontvingen zij de opdracht in de omgeving van het schietincident te zoeken naar mogelijk andere ontsnapte gevangen. De KCT-eenheid is om ongeveer twaalf uur ’s middags vanuit de ISAF-basis vertrokken voor de uitvoering van deze opdracht. Een van de drie groepen van de KCT-eenheid is op de plaats van het incident zelf geweest. Door geen van de KCT-groepen zijn ontsnapte gevangenen aangetroffen.

5

Er zijn geen aanwijzingen dat informatie aan de Koninklijke marechaussee is onthouden. De Koninklijke marechaussee heeft in 2002 ten behoeve van het rapport van bevindingen elf personen gehoord. Dit waren:

– alle negen militairen van de luchtmobiele infanteriecompagnie die in de ochtend op de plaats van het schietincident zijn geweest toen de lichamen van de neergeschoten personen zich daar nog bevonden;

– een Afghaanse tolk die voor deze Nederlandse militairen werkte; en

– een militair op de ISAF-basis die de digitale en analoge foto’s in ontvangst heeft genomen en deze foto’s later aan de Koninklijke marechaussee heeft overhandigd.

KCT-militairen zijn niet gehoord door de Koninklijke marechaussee en het rapport van bevindingen van 2002 maakt ook geen melding van KCT-militairen. Daar was ook geen aanleiding toe. Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 2 is een groep Nederlandse commando’s pas enkele uren na het schietincident ter plaatse gearriveerd en waren de lichamen van de doodgeschoten personen toen al weggehaald door de Afghaanse autoriteiten.

Tijdens het recente onderzoek van de Koninklijke marechaussee in opdracht van het Openbaar Ministerie zijn geen KCT-militairen gehoord. Wel heeft de Koninklijke marechaussee de beschikking gekregen over de relevante documenten van het KCT met betrekking tot de gebeurtenissen van 7 augustus 2002, waaronder het Patrol Report 411 van de groep KCT-miltairen die enkele uren na het schietincident ter plaatse is geweest.


XNoot
1

 Argos, 3 oktober 2009.

XNoot
2

 ANP, 2 oktober 2009.

Naar boven