Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

164

Vragen van het lid Heijnen (PvdA) aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over fictieve geboortedata in paspoorten. (Ingezonden 13 augustus 2009)

1

Herinnert u zich mijn vragen over fictieve geboortedata in paspoorten en uw antwoord daarop?1

2

Waarom heeft u vraag 4 niet beantwoord? Bent u bereid deze vraag alsnog te beantwoorden? Is het waar dat de afdelingen burgerzaken regelmatig klachten krijgen, bijvoorbeeld over het ingaan van de AOW? Zo ja, hoeveel klachten betreft dit en wat is de aard van die klachten? Zo nee, waarom niet?

3

Hoeveel klachten krijgt bijvoorbeeld de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de ingangsdatum van de AOW van personen met een onbekende geboortedatum?

4

Hebben overheidsorganen die Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) persoonsgegevens gebruiken hun systemen zodanig ingericht dat zij ook zogenaamde «defaultwaarden» (d.i. onbekende geboortedata) kunnen verwerken? Zo nee, welke overheidsorganen doen dit niet en waarom niet?

5

Is het denkbaar dat bijvoorbeeld de SVB en een gemeentelijke sociale dienst verschillende geboortedata aan eenzelfde persoon toekennen? Zo nee, waarom niet, nu het een eigen verantwoordelijkheid is van overheidsorganen? Zo ja, gebeurt dit ook en acht u dit wenselijk, efficiënt en begrijpelijk voor de burger?

6

Deelt u de mening dat het beter is dat het GBA als basisadministratie voor iedereen met een onbekende geboortedatum één fictieve datum opneemt die voor alle overheidsorganen dan vanzelfsprekend leidend is? Zo ja, wilt u dat bevorderen? Zo nee, waarom niet?

7

In welke internationale voorschriften is bepaald hoe onbekende geboortedata moeten worden vastgelegd in reisdocumenten?

Antwoord

Antwoord van staatssecretaris Bijleveld-Schouten (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 30 september 2009) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 3737

1

Ja.

2

Met de gecombineerde beantwoording op de vragen 4, 5 en 6, waarin in het tweede deel wordt ingegaan op de rol van de GBA en de adressering van de klachten aan met name de uitvoeringsorganen meende ik vraag 4 voldoende te hebben beantwoord. Gaarne wil ik er hier nog nader op ingaan. De afdelingen burgerzaken ontvangen weinig klachten van burgers. De gemeente Amsterdam, waar relatief gezien veel burgers staan ingeschreven met alleen een geboortejaar, krijgt bijvoorbeeld hierover geen formele klachten binnen. Burgers geven soms wel aan hiervan hinder te ondervinden omdat zij bij allerlei instanties een geboortedag en -maand moeten opgeven. Dit heeft vooral te maken met de systemen van uitvoeringsinstanties die geen rekening houden met een onbekende geboortedatum. Voor zover een burger daadwerkelijk een klacht indient, doet hij of zij dit bij de betreffende uitvoeringsinstantie.

3

De SVB, die valt onder de verantwoordelijkheid van mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, maakt onderscheid tussen klachten en bezwaar.

De SVB geeft aan dat uit de klachtenregistratie niet eenduidig valt te achterhalen in hoeveel gevallen er sprake is geweest van een klacht tegen het hanteren van een door de SVB gehanteerde fictieve geboortedatum bij onbekende geboortedatum. Voor bezwaren geldt hetzelfde. Het beeld van de SVB is dat de omvang van de klachten zeer beperkt is.

4 en 5

Overheidsorganen die als afnemers systematisch gegevens verstrekt krijgen uit de GBA kunnen per definitie defaultwaarden verwerken in hun systeem dat communiceert met de GBA. Zou dit niet het geval zijn, dan zouden er voortdurend zogenaamde «foutberichten» worden gegenereerd. In het kader van de technische aansluiting van afnemers op het GBA systeem vindt met het oog daarop dan ook altijd vooraf een toetsing plaats van het systeem van de afnemer dat berichten met de GBA moet gaan uitwisselen, om te voorkomen dat dit soort situaties ontstaan.

Het voorgaande sluit overigens niet uit dat achterliggende systemen van de afnemer geen rekening houden met onbekende geboortedata. Om die reden worden door die instanties fictieve geboortedata gehanteerd. Dit kan voor de gegevensuitwisseling tussen overheidsorganen onderling en overheidsorgaan en burger, die buiten de GBA om plaatsvindt, weer ongewenste gevolgen hebben omdat overheidsorganisaties een verschillende systematiek kunnen hanteren bij het bepalen van een fictieve geboortedatum. Om die reden wordt er bij de uitvoering van de Sociale Verzekeringswetten door UWV en de rechtsvoorgangers uitgegaan dat de SVB als uitvoerder van de Algemene Ouderdomswet (AOW) in de sociale zekerheidssector leidend is bij de bepaling van de geboortedatum ingeval één of meerdere aspecten niet bekend zijn. Wanneer de persoon in de GBA staat met een onbekende geboortedatum wordt door de SVB een onderzoek ingesteld. Als de SVB de werkelijke datum niet kan achterhalen dan gaat SVB uit van een fictieve geboortedatum. Is alleen het geboortejaar bekend dan hanteert de SVB 1 juli als fictieve geboortedatum. Is alleen de geboortedag onbekend dan gaat men uit van 16e van de betreffende maand. De SVB baseert deze gedragslijn op werkafspraken betreffende de vaststelling van geboortedata vastgelegd in de circulaire van de voormalige Sociale Verzekeringsraad (SVR) van 12 december 1986. de Centrale raad van Beroep (CRvB) heeft in zijn uitspraak van 7 april 1995 deze gedragslijn bevestigd.

Hiermee wordt ook bevorderd dat de SVB en de Gemeentelijke Sociale Diensten op dezelfde wijze omgaan met onbekende geboortedata.

Een verschillend gebruik zou ook onbegrijpelijk zijn voor de burger, helemaal als aan een dergelijke fictieve datum rechten zijn gekoppeld die een zekere samenloop kennen of voorzieningen die elkaar in de tijd gezien opvolgen.

6

Deze mening deel ik niet. De GBA registreert «slechts» gegevens, zoals geboortedata, wanneer daar betrouwbare brondocumenten aan ten grondslag liggen. Daarnaast kunnen in de GBA op te nemen gegevens, worden ontleend aan mededelingen daarover van andere publiekrechtelijke instanties.

De GBA stelt echter zelf geen fictieve gegevens vast.

Overheidsorganen hebben hun eigen verantwoordelijkheid als het gaat om het bepalen van een fictieve geboortedatum bij onbekende geboortedatum. Het probleem met de (gedeeltelijk) onbekende geboortedatum doet zich in de praktijk in feite alleen voor bij personen die niet in Nederland zijn geboren. Het is bekend dat vreemdelingen die in Nederland worden toegelaten en niet over een (volledige) geboortedatum beschikken door de IND volgens de daartoe in de Vreemdelingencirculaire 2000 gestelde regels worden voorzien van een fictieve geboortedatum, waarmee ze in de systemen kunnen worden geregistreerd en kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Het zou denkbaar zijn om, zolang er geen andere brondocumenten voorhanden zijn waaraan een betrouwbare geboortedatum kan worden ontleend, bij de registratie van de geboortedatum in de GBA uit te gaan van de geboortedatum die door de IND is vastgesteld en gehanteerd in het kader van de beslissing om de betrokken vreemdeling tot Nederland toe te laten. Daarvoor is overigens wel een wijziging van de Wet GBA noodzakelijk. Op dit moment wordt nagegaan of deze gedachte een afdoende oplossing biedt voor de onderhavige problematiek.

7

In document DOC 9303 deel 3, 2002, in sectie IV,10,1,17 van de internationale Burgerluchtvaart (ICAO) staat aangegeven hoe onbekende geboortedata moeten worden vastgelegd in machineleesbare reisdocumenten, namelijk door middel van x-en op de plaats van onbekende geboortedag, -maand en/of -jaar. In de Europese Verordening (EG) Nr. 2252/2004 van de Raad van 13 december 2004 is bepaald dat met de specificaties van de ICAO rekening moet worden gehouden.


XNoot
1

 Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 3142.

Naar boven