Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1450

Vragen van het lid Peters (GroenLinks) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over een redelijke en billijke vergoeding voor de onafhankelijke productiesector. (Ingezonden 17 december 2009)

1

Herinnert u zich de aangenomen motie Peters1 die de regering verzoekt de Kamer te informeren over de voortgang van het gesprek tussen de raad van bestuur van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) met de onafhankelijke productiesector over een redelijke en billijke vergoeding en uw toezegging de Kamer over de uitkomsten van dat gesprek te informeren?

2

Herinnert u zich tevens uw uitspraak dat u het niet meer dan logisch vindt dat makers een redelijke vergoeding krijgen en dat de publieke omroep het aan zijn bijzondere status verplicht is om redelijke contracten met rechthebbenden af te sluiten?

3

Is het waar dat inmiddels de vertegenwoordigers van scenarioschrijvers, regisseurs en uitvoerende kunstenaars vele gesprekken hebben gevoerd, maar dat die gesprekken op niets zijn uitgelopen omdat de NPO op haar standpunt blijft dat de afkoop van de rechten in één keer een fatsoenlijke regeling is? Deelt u dat standpunt van de NPO?

4

Bent u ook van mening dat de systematiek van artikel 45d van de Auteurswet meebrengt dat de billijke vergoeding voor de overdracht van exploitatierechten moet worden losgekoppeld van de vergoeding voor de geleverde arbeid?

5

Hebt u kennisgenomen van het document Introductie Portal Audiovisuele Makers waarin de collectieve beheersorganisaties en de beroepsorganisaties een nieuw model hebben ontwikkeld om de rechten van makers passend te regelen?2 Zo ja, hoe beoordeelt u dit model?

6

Bent u bereid de Kamer te informeren over de laatste stand van zaken? Welke actie gaat u ondernemen zodat er een redelijke en billijke vergoeding komt voor de onafhankelijke productiesector, de oorspronkelijke makers en uitvoerende kunstenaars?

Antwoord

Antwoord van minister Plasterk (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) en minister Hirsch Ballin (Justitie) (ontvangen 3 februari 2010) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 1151

1

Ja.

2

Bij de beantwoording van vragen van het lid Halsema1 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gezegd: «Ik vind dat van de publieke omroep verwacht mag worden redelijke en realistische contracten af te sluiten voor multimediaal gebruik van rechten van makers. Dit is de publieke omroep aan zijn bijzondere status verplicht.»

Daarbij heeft hij verder opgemerkt dat deze afspraken wel dienen te passen binnen de door de overheid gestelde financiële kaders en dat daarbij rekening moet worden gehouden met de multimediale taakopdracht van de landelijke publieke mediadienst.

3

Wij hebben vernomen dat serieuze gesprekken tussen de NPO en de rechthebbenden over een redelijke vergoeding nog niet goed op gang zijn gekomen. Door de NPO is in overleg met een aantal commerciële omroepen, distributeurs (kabel en KPN) en televisie- en speelfilmproducenten een nieuw model voor een transparanter en efficiënter rechtenbeheer ontwikkeld. In het najaar hebben het Netwerk Scenarioschrijvers en de Dutch Directors Guild (regisseurs) in een brief kritiek geuit op dit rechtenmodel. Die kritiek werd mede gebaseerd op een advies van prof. Hugenholtz. Daarom achten wij het van belang om de makers en uitvoerende kunstenaars te betrekken bij het overleg. Zie verder ons antwoord op vraag 5.

Voor de mogelijkheid van een buy-out in het kader van artikel 45d verwijzen wij naar de antwoorden op de eerder genoemde kamervragen van het lid Halsema.

4

Uit de wet volgt een dergelijk onderscheid niet. Het is aan partijen om in overleg de hoogte en de vorm van vergoedingen te bepalen. Makers hebben op grond van artikel 45d van de Auteurswet recht op een billijke vergoeding van de filmproducent voor het gebruik van hun werken.

5

Ja, wij hebben kennisgenomen van het document. De minister van Justitie heeft in reactie op het rapport van de parlementaire werkgroep Auteursrechten namens het kabinet uitgesproken dat collectieve beheersorganisaties hun transparantie moeten vergroten en de wens uitgesproken dat organisaties die op vergelijkbare gebieden actief zijn en dezelfde betalingsplichtigen aanspreken, zoveel mogelijk samenwerken. Het door het Portal Audiovisuele Makers (PAM) voorgestelde model is een stap in de goede richting. Hetzelfde geldt voor de voorstellen die van de zijde van omroepen, distributeurs en producenten uit de audiovisuele sector zijn gedaan.

Ambtenaren hebben met zowel PAM als de vertegenwoordigers uit de media industrie gesprekken gevoerd en hen dringend verzocht om met elkaar in overleg te treden. Het lijkt ons ook een goede zaak om beide initiatieven aan te grijpen en te komen tot een nieuwe, breed gesteunde structuur voor een efficiënte en transparante regeling van rechten binnen de audiovisuele sector. Wij vinden het van belang dat in deze structuur ook de makers kunnen profiteren van de te behalen efficiencywinst en eventuele opbrengsten van nieuwe exploitatievormen. Wij hebben aangeboden dit overleg zonodig te faciliteren, indien betrokken partijen ons dit vragen.

6

Zoals eerder aangegeven bij het antwoord op vraag 3 zijn de NPO en de rechthebbenden nog in gesprek. Het is aan de partijen zelf om daar uitspraken over te doen. De komende tijd houden wij het proces nauwlettend in de gaten. Zodra zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, zullen wij de Kamer hierover inlichten.

In de komende maanden zal een concept-wetsvoorstel auteurscontractenrecht in consultatie worden gebracht. Dit wetsvoorstel is er mede op gericht de contractuele positie van de maker ten opzichte van de producent te versterken.


XNoot
1

 Kamerstuk 31 356, nr. 43.

XNoot
2

 www.stichtingnorma.nl

XNoot
1

 Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, Aanhangsel nr. 1820.

Naar boven