Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

3743

Vragen van de leden Jasper van Dijk en Van Bommel (beiden SP) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het hoge bedrag dat Surinaamse studenten moeten betalen voordat zij in Nederland mogen studeren. (Ingezonden 22 april 2009)

1

Waarom moeten studenten uit Suriname circa 10.000 euro betalen voordat zij in Nederland mogen studeren? Hoe ziet deze regeling er precies uit en wat is de achtergrond hiervan?1

2

Is deze regeling bij alle instellingen voor hoger onderwijs hetzelfde? Zo neen, wat zijn de verschillen en waarom bestaan deze verschillen?

3

Is het waar dat Koreaanse of Japanse studenten geen studievisum hoeven te betalen? Zo ja, waarom bestaan er verschillen tussen studenten van verschillende niet EER-landen?2 Kunt u aangeven voor welke nationaliteiten deze regeling wel geldt?

4

Deelt u de mening dat het voor veel studenten moeilijk is om in één keer een dergelijk hoog bedrag over te maken en dat het risico bestaat dat studeren in Nederland daarmee alleen voor rijke studenten is weggelegd? Zo ja, hoe gaat u de regeling aanpassen zodat de financiële drempel wordt verkleind, bijvoorbeeld door het bedrag in termijnen te kunnen betalen? Zo nee, waarom niet?

5

Deelt u de mening dat het voor studenten van buiten de EER lastig is om rond te komen, omdat zij maximaal 10 uur per week, of alleen drie maanden in de zomer, mogen werken wanneer hun werkgever een tewerkstellingsvergunning voor hen aanvraagt? Wat is de achtergrond van deze regeling? Waarom is er gekozen voor 10 uur?3

6

Wat zijn de gevolgen wanneer het aantal uren dat deze studenten mogen werken wordt verruimd, bijvoorbeeld tot 16 uur (twee volledige werkdagen)?

7

Erkent u dat de aanvraag van een tewerkstellingsvergunning voor potentiële werkgevers vaak een obstakel is, ondanks dat het een administratieve aangelegenheid is en dat het hierdoor voor deze groep studenten moeilijk wordt om naast hun studie in Nederland wat bij te verdienen? Zo nee, hoe komt het dat u van mening verschilt met de Nuffic? Zo ja, bent u bereid de regeling zo aan te passen dat de drempel voor werkgevers om buitenlandse studenten aan te nemen, geminimaliseerd wordt?

8

Hoe passen de genoemde belemmerende regelingen in de internationaliseringsdoelstellingen van het Kabinet, geformuleerd in «het grenzeloze goed»?4

9

Bent u bereid Surinaamse studenten bij bovengenoemde situaties te behandelen als studenten uit de EER, zoals dat nu ook al geldt voor de betaling van collegegeld?

Antwoord

Antwoord van minister Plasterk (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de ministers van Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 7 september 2009) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nrs. 2633 en 3032

1

Te veronderstellen dat een dergelijk bedrag door studenten vooraf zou moeten worden betaald om in Nederland te kunnen studeren berust op een misverstand. Er dient alleen aangetoond te worden dat men duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt om in Nederland te kunnen verblijven en te studeren, zoals in de beantwoording op de vragen van het lid Ferrier aangegeven. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 3744)

2

Zie antwoord op vraag 3 van het lid Ferrier.

3

De algemene regel is dat onderdanen van landen buiten de EU/EER over een geldige MVV dienen te beschikken indien zij langer dan drie maanden in Nederland willen verblijven. In afwijking van deze regel kan de minister van Buitenlandse Zaken landen buiten de EU/EER aanwijzen waarvoor deze eis niet geldt, zoals Korea, Japan, Nieuw-Zeeland, Australië en de Verenigde Staten. Vreemdelingen uit vorengenoemde landen behoeven derhalve niet te beschikken over een MVV. Zij dienen wel te voldoen aan alle overige voorwaarden voor toelating als student.

De regering van een niet EU/EER land kan de minister van Buitenlandse Zaken vragen de onderdanen van dat land vrij te stellen van het vereiste te beschikken over een mvv bij het aanvragen van een verblijfsvergunning hier ten lande. Bij zijn overwegingen betrekt de minister van Buitenlandse Zaken met name de mate waarin de navolgende elementen positief uitvallen: het Nederlands economisch belang, de buitenlandse betrekkingen, de nationale veiligheid en de openbare orde. Daarnaast zijn er nog een aantal andere aspecten van groot belang bij het nemen van een besluit tot opheffing van de mvv-plicht.

4

Zoals hiervoor aangegeven is het geen van overheidswege gestelde voorwaarde om het beschikken over duurzame middelen van bestaan aan te tonen door in één keer een bedrag van € 10.000 over te maken. Als de student maar kan aantonen dat hij maandelijks beschikt over het normbedrag van € 765,34 dan is dat voldoende.

5

Ik deel de mening, zoals genoemd in vraag 5, niet. De middeleneis is juist bedoeld om zeker te stellen dat een student zich succesvol kan inzetten voor het verblijfsdoel waarvoor hij/zij tot Nederland is toegelaten, namelijk de studie. Eveneens voorkomt het dat de student een beroep doet op de publieke middelen.

De norm van 10 uren per week en/of fulltime in de maanden juni, juli en augustus voldoet aan de Richtlijn 2004/114/EG van de Raad van 13 december 2004 betreffende de voorwaarden voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk. Deze norm waarborgt dat de studie inderdaad het hoofddoel is. Bij verruiming van de urennorm voor arbeid verandert het verblijfsdoel feitelijk van studie in arbeid.

6

Zie antwoord op vraag 5.

7

Er zijn bij het UWV (de instantie die de tewerkstellingsvergunningen verstrekt) geen signalen bekend dat werkgevers die voor een buitenlandse student een tewerkstellingsvergunning aanvragen dit als een obstakel ervaren. Evenmin gaat het hier slechts om «een administratieve aangelegenheid», zoals in de Nuffic brochure staat.

Een tewerkstellingsvergunning is nodig om de Nederlandse arbeidsmarkt te reguleren en oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Tevens is het een instrument om illegale tewerkstelling tegen te gaan. De tewerkstellingsvergunning wordt niet getoetst aan de arbeidsmarkt. Wel toetst het UWV of de beloning marktconform is en of de student in het bezit is van een verblijfsdocument voor studie en staat ingeschreven bij een onderwijsinstelling. Bij verruiming van de urennorm voor arbeid verandert het verblijfsdoel feitelijk van studie in arbeid. Daardoor wordt weer de eis van toetsing aan het binnenlands arbeidsmarktaanbod van toepassing.

8

De regels voor toelating tot Nederland zijn vastgelegd in wet- en regelgeving. Het streven dat Nederland toegankelijk en aantrekkelijk moet zijn voor buitenlandse studenten (en onderzoekers) laat onverlet dat misbruik van het verblijfsdoel «studie» dient te worden voorkomen.

De doelstellingen uit de internationaliseringsagenda «Het Grenzeloze Goed» hebben betrekking op het stimuleren van mobiliteit van Nederlandse studenten en de keuzes die Nederlandse instellingen maken ten aanzien van hun internationale positionering. Het is vanzelfsprekend dat dit geschiedt binnen de bestaande wettelijke kaders. Deze kaders laten overigens voldoende ruimte voor mobiliteit van studenten en onderzoekers, evenals voor een goede internationale positie van onze onderwijsinstellingen.

9

Zie antwoord op vraag 3 van het lid Ferrier.


XNoot
1

http://www.vssa.nl/hoge_kosten_Surinaamse_studenten_in_Nederland

XNoot
2

 EER-landen: landen die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte.

XNoot
3

 Werken tijdens de studie in het buitenland? Inventarisatie van de mogelijkheden voor niet-EU/EER-studenten om in een aantal landen te werken op basis van een studentenvisum. Nuffic 2008.

XNoot
4

 Internationaliseringsagenda – «Het Grenzeloze Goed», Kamerstuk 31 288, nr. 44.

Naar boven