Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

3653

Vragen van de leden Omtzigt en Aasted Madsen-van Stiphout (beiden CDA) aan de staatssecretaris van Financiën en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over hypotheekrenteaftrek voor grensarbeiders. (Ingezonden 3 juli 2009)

1

Kunt u bevestigen dat grensarbeiders die in België werken en in Nederland wonen, recht hebben op hyptheekrenteaftrek middels de algemene compensatieregeling? Herinnert u zich dat voor grensarbeiders die in Duitsland werken de regering op 6 juli 2000 schreef: «Zoals is opgemerkt op blz. 4 van de notitie van 15 december 1999 zijn de besprekingen over een concept nieuw Nederlands-Duits belastingverdrag nog niet afgerond. Daaraan is evenwel toegevoegd dat bij die besprekingen (onder andere) op het punt van het vergelden van hypotheekrente op eenzelfde resultaat wordt ingezet als met België is overeengekomen.»?1

2

Heeft u kennisgenomen van aangenomen motie 14 in de Provinciale Staten van Limburg op 29 mei 2009, die vraagt om deze belofte na te komen?

3

Wat zijn de ontwikkelingen in de onderhandelingen sinds 2000 om tot een met België vergelijkbare regeling te komen?

Antwoord

Antwoord van staatssecretaris De Jager (Financiën), mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 1 september 2009) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 3226

1

Het recht op hypotheekrenteaftrek wordt ontleend aan artikel 3.120 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Als inwoners van Nederland inkomsten genieten uit België en het recht tot belastingheffing over die inkomsten is toegewezen aan België, kan het gevolg zijn dat voor deze inwoners van Nederland de aftrek van hypotheekrente voor hun in Nederland gelegen eigen woning niet leidt tot een vermindering van Nederlandse inkomstenbelasting. De in vraag 1 genoemde algemene compensatieregeling is neergelegd in artikel 27, eerste lid, van het Nederlands-Belgische belastingverdrag van 5 juni 2001. Deze compensatieregeling bewerkstelligt dat inwoners van Nederland met betrekking tot hun fiscale aftrekposten voor de Nederlandse inkomstenbelasting, met inbegrip van de hypotheekrente van de eigen woning, niet slechter af zijn dan inwoners van Nederland over wier inkomsten door Nederland belasting mag worden geheven. Artikel 27, eerste lid, van het Nederlands-Belgische belastingverdrag bepaalt daartoe dat Nederland voor deze inwoners een vermindering van belasting verleent voor zover de som van de verschuldigde Nederlandse en Belgische belasting en de verschuldigde Nederlandse premie volksverzekeringen of daarmee vergelijkbare bedragen en premies ingevolge de Belgische sociale zekerheid, meer bedraagt dan het bedrag dat aan Nederlandse belasting en premie volksverzekeringen zou zijn geheven, indien de bedoelde inwoners de beloningen uit Nederland zouden hebben verkregen en Nederland daarover belasting en premie volksverzekeringen zou hebben geheven. Voor zover de berekende vermindering meer bedraagt dan de berekende verschuldigde belasting en premies volksverzekering wordt die vermindering aan de inwoner van Nederland uitbetaald. De aldus verleende vermindering betekent dat de facto rekening wordt gehouden met Nederlandse fiscale aftrekposten en dat de Nederlandse grensarbeider in de verhouding tot België zijn hypotheekrente fiscaal kan vergelden. De toezegging dat op dit punt in de besprekingen met Duitsland over een nieuw belastingverdrag zal worden ingezet op – op hoofdlijnen geformuleerd – een (zoveel mogelijk) «gelijke behandeling op de werkvloer» alsmede een «gelijke behandeling met de buurman», is wat dat betreft ongewijzigd.

2

Ja.

3

De onderhandelingen met Duitsland over de herziening van het belastingverdrag van 16 juni 1959 duren al circa 25 jaar. Een volgende ronde van onderhandelingen is gepland in november 2009. Daarbij is er tevens regelmatig ambtelijk contact met Duitsland. Voor Nederland is een belangrijk punt in het geheel van die verdragsonderhandelingen de fiscale behandeling van grensarbeiders. De Nederlandse inzet voor wat betreft de grensarbeiders is daarbij onveranderd, namelijk om, zoals is aangegeven, te komen tot een (zoveel mogelijk) «gelijke behandeling op de werkvloer» alsmede een «gelijke behandeling met de buurman». Tot nu toe heeft Duitsland zich op het standpunt gesteld dat, in het licht van de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie – met name het arrest in de zaak Schumacker (zaak C-279/93) – en de aanpassing van het Duitse Einkommensteuergesetz (§ 1a) naar aanleiding van dat arrest, er voldoende is gedaan wat de fiscale behandeling van grensarbeiders betreft. Ik wijs er daarom op dat gewaakt moet worden voor te hoog gespannen verwachtingen, te meer omdat tussen Duitsland en Nederland nog een groot aantal andere thema’s onderwerp van bespreking is in het kader van de verdragsonderhandelingen. Onderhandelingen over een belastingverdrag zijn doorgaans zeer complex. Dat geldt in het bijzonder voor een belastingverdrag met een buurland waarmee omvangrijke economische betrekkingen bestaan.


XNoot
1

 Kamerstuk 26 834, nr. 3.

Naar boven