Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

3620

Vragen van het lid Van Miltenburg (VVD) aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de uitspraak van het Hof van de Antillen dat erkenning van het homohuwelijk niet verplicht is. (Ingezonden 29 juni 2009)

1

Acht u het acceptabel dat de Antilliaanse minister Omayra Leeflang blij is met de uitspraak van het Hof dat de Antillen het huwelijk van de verzekerde en partner niet gelijk hoeven te stellen met dat tussen een man en een vrouw? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?1

2

Staat u nog steeds achter uw antwoord op eerdere Kamervragen van de VVD2 dat artikel 40 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden meebrengt dat in Nederland rechtsgeldig gesloten huwelijken dezelfde status hebben in andere delen van het Koninkrijk?

3

Bent u bereid het Statuut aan te passen nu dat kennelijk volgens het Hof ruimte laat voor de Antillen om huwelijksaktes tussen personen van gelijk geslacht niet te aanvaarden? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo nee waarom niet?

4

Vindt u dat de Nederlandse Antillen de beginselen van mensenrechten, rechtszekerheid en deugdelijkheid van bestuur nog in acht nemen nu minister Leeflang heeft gezegd blij te zijn getrouwde homoparen niet dezelfde rechten te hoeven geven? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

5

Kunt u toezeggen zo spoedig mogelijk met de Nederlandse Antillen in overleg te treden opdat zo snel mogelijk de rechtsgelijkheid voor getrouwde homoparen op de Antillen wordt gewaarborgd en bent u daarbij bereid zo nodig passende sanctiemaatregelen jegens de Antillen te treffen?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Brinkman en Bosma (beiden PVV), ingezonden 29 juni 2009 (vraagnummer 2009Z12644)

Antwoord

Antwoord van staatssecretaris Bijleveld-Schouten (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede namens de ministers van Justitie en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 27 augustus 2009) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 3335

1

Of een Antilliaanse minister uitlatingen doet over een rechterlijke uitspraak, is zijn of haar eigen politieke verantwoordelijkheid.

2 en 3

De hoogste rechter in de Nederlandse Antillen heeft in dit concrete geval minder verregaande gevolgen aan artikel 40 van het Statuut toegekend dan afgeleid zou kunnen worden uit een uitspraak van de Hoge Raad over deze materie (13 april 2007, nr. R05/139). Zoals vermeld in het antwoord op vragen 4 en 5 van de leden Brinkman en Bosma, zal ik de aandacht van de landen vragen voor deze problematiek. Ik zal sonderen of het mogelijk is een onderlinge regeling te treffen over de betekenis van artikel 40 Statuut met betrekking tot authentieke akten en rechterlijke uitspraken. Wijziging van artikel 40 Statuut acht ik nu niet opportuun.

4

Zie het antwoord op vraag 1.

5

Zoals vermeld in mijn antwoord op vragen 4 en 5 van de leden Brinkman en Bosma, zal ik de aandacht van de landen vragen voor deze problematiek met het oog op de mogelijkheid van een onderlinge regeling over de betekenis van artikel 40 Statuut.


XNoot
1

 Trouw, 19 juni 2009.

XNoot
2

 Aanhagsel Handelingen, vergaderjaar 2007–2008, nr. 3295.

Naar boven