Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
2939
Vragen van het lid Fritsma (PVV) aan de staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over een rechterlijke uitspraak
die buurtonderzoek bij vaststellen bijstandsfraude verbiedt. (Ingezonden 26 mei 2009)
1
Wat is uw reactie op de uitspraak van de rechtbank Amsterdam die buurtonderzoek
bij het vaststellen van bijstandsfraude verbiedt in verband met privacywetgeving
en het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens?1
2
Deelt u de mening dat deze uitspraak bijzonder zorgwekkend is omdat buurtonderzoek
juist een belangrijk instrument is tegen bijstandsfraude? Zo nee, waarom niet?
3
Deelt u voorts de mening dat fraudeurs keihard moeten worden aangepakt
en niet, zoals nu gebeurt, in bescherming worden genomen? Zo nee, waarom niet?
4
Bent u bereid genoemde uitspraak aan te vechten en om zo nodig wetgeving
te veranderen zodat buurtonderzoek bij vaststelling van bijstandsfraude mogelijk
blijft? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Antwoord van staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken
en Werkgelegenheid), mede namens de staatssecretaris van Justitie (ontvangen 15 juni 2009)
1 t/m 4
Het artikel bevat een weergave door een betrokken partij van een mondelinge
uitspraak van een politierechter. De uitspraak is (nog) niet schriftelijk
beschikbaar. Schriftelijke uitwerking vindt plaats nadat hoger beroep is ingesteld.
Het OM heeft aangegeven inderdaad hoger beroep in te stellen. Op de uitspraak
kan ik derhalve nog niet ingaan en wetswijziging is thans niet aan de orde.
Ik ben van oordeel dat fraude moet worden bestreden. Buurtonderzoek kan
daarbij een nuttig instrument zijn, naast bijvoorbeeld het afleggen van huisbezoeken.
Met mijn wetsvoorstel «huisbezoeken» (TK 2008–2009, 31 929,
nr. 2) wordt het beter dan nu het geval is mogelijk dat uitvoeringsorganen
de leefsituatie «achter de voordeur» vaststellen.
«Buurtonderzoek» betreft als zodanig overigens geen juridisch
begrip. Met buurtonderzoek wordt bedoeld het bij derden inwinnen van informatie
over een bepaalde persoon. Bij fraudezaken is het hierbij het meest gebruikelijk
dat een buurtonderzoek in de vorm van een getuigenverhoor wordt uitgevoerd.
Deze bevoegdheid kan worden gebaseerd op de algemene in artikel 2 Politiewet
en/of artikel 141/142 Wetboek van strafvordering genoemde taken.
Slechts in uitzonderlijke situaties, en alleen bij de opsporing van zeer
ernstige misdrijven, bestaat tevens de mogelijkheid van «stelselmatige»
informatie-inwinning over een verdachte op grond van artikel 126j Wetboek
van strafvordering. Door middel van deze opsporingsbevoegdheid wordt stelselmatig,
op bevel van de Officier van Justitie, heimelijk informatie ingewonnen over
een verdachte. Voor de inwinning van informatie waarbij het heimelijke en
stelselmatige karakter ontbreekt, zoals doorgaans bij fraude-onderzoeken,
is echter geen aparte bevoegdheid vereist.
Daarnaast hebben controleurs die zijn belast met het toezicht op naleving
van de Wet Werk en Bijstand (WWB) de mogelijkheid om informatie in te winnen
op basis van artikel 53a WWB, waarin de bevoegdheid van het college van B&W
is geregeld om onderzoek in te stellen naar de juistheid van gegevens. Zij
beschikken tevens over de toezichthoudende bevoegdheden die zijn opgenomen
in de Algemene wet bestuursrecht, zoals de bevoegdheid inlichtingen te vorderen.
XNoot
1 de Volkskrant, 25 mei 2009.