Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

2770

Vragen van het lid Koppejan (CDA) aan de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over dijkwerkzaamheden in de Oosterschelde (Natura 2000 gebied) en de Westerschelde. (Ingezonden 30 maart 2009)

1

Is het bericht waar1 dat bij dijkwerkzaamheden in de Oosterschelde (Natura 2000 gebied) en de Westerschelde, waarschijnlijk staal- en fosforslakken worden gebruikt?

2

Zijn er in de aanbesteding van deze werkzaamheden in de Oosterschelde en Westerschelde en bij vergelijkbare projecten elders in het land, door de overheid duidelijke eisen gesteld aan de te gebruiken materialen en constructies waardoor iedere schade aan natuur en milieu, de vispopulatie en de schelpdieren uitgesloten is?

3

Zijn er inmiddels resultaten bekend van de door u toegezegde monitoring van ecologische effecten (door uitloging in zout water) die kunnen optreden als gevolg van het gebruik van slakken bij de voor oeverbestorting in de Westerschelde? Zo ja, wat zijn hiervan de resultaten?

4

Kunt u garanderen dat het gebruik van de nu voorgestelde materialen voor de dijkversterkingen in de Oosterschelde en de Westerschelde geen risico’s oplevert voor het onderwaterleven? Zo niet, bent u bereid andere – beproefde – veilige materialen voor te schrijven voor de uit te voeren werkzaamheden in de Oosterschelde en de Westerschelde en nog lopende en toekomstige aanbestedingstrajecten?

5

Deelt u de opvatting dat het gebruik van reststoffen of het hergebruik van materialen in de weg- en waterbouw vanuit duurzaamheid wenselijk is, op voorwaarde dat gegarandeerd kan worden dat er geen schadelijke effecten zijn op het gebied van veiligheid, volksgezondheid en milieu?

6

Kunt u uiteenzetten welke verschillende technische mogelijkheden voor dijkversterking er zijn? Hoe scoort elk van die mogelijkheden op beschadiging, behoud of juist stimulering van natuurwaarden, bijvoorbeeld als gevolg van onderscheiden materiaal- en structuurkeuzes? Waarom wordt – indien dat zo is – hier voor het gebruik van staal- en fosforslakken gekozen?

Antwoord

Antwoord van staatssecretaris Huizinga-Heringa (Verkeer en Waterstaat), mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 28 mei 2009), zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 2346

1

De aanbestedingsprocedure voor de werkzaamheden is nog niet afgerond. Zolang de aannemer voldoet aan de eisen in het contract en de ter zake geldende wettelijke voorschriften, is deze vrij in de keuze van het materiaal. Dit betekent dat zowel staalslakken als fosforslakken in principe mogen worden gebruikt mits ze zijn voorzien van een door de Minister erkende kwaliteitsverklaring. In alle ontvangen aanbiedingen voor deze werkzaamheden wordt het gebruik van staalslakken voorgesteld. Sommige aannemers stellen ook voor om fosforslakken te gebruiken als uitvulmateriaal en deze af te dekken met een andere bouwstof. Na gunning van de werkzaamheden zal duidelijk zijn welke materialen exact zullen worden gebruikt.

2

Voor de werkzaamheden in de Ooster- en Westerschelde heeft Rijkswaterstaat eisen gesteld die volgen uit de wet- en regelgeving, onder meer op het gebied van natuur en milieu. Rijkswaterstaat heeft door Arcadis een passende beoordeling laten uitvoeren op grond van de Natuurbeschermingswet. Op basis hiervan heeft het bevoegd gezag, de provincie Zeeland, geconcludeerd dat voldoende is aangetoond dat er geen significante negatieve effecten zullen optreden voor de natuurwaarden in de projectgebieden. De provincie heeft dan ook een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet afgegeven. Rijkswaterstaat heeft het plan ook laten toetsen aan de Flora- en Faunawet. Hieruit is gebleken dat de werkzaamheden gedurende de uitvoeringsperiode tijdelijke negatieve effecten zullen veroorzaken voor vissen, vogels en zoogdieren. Om deze negatieve effecten uit te sluiten, is in het contract opgenomen dat er in de periode 1 mei t/m 1 september op de Oosterschelde niet gewerkt mag worden.

Ook bij vergelijkbare projecten elders in het land schrijft Rijkswaterstaat in haar contracten geen specifieke materialen of constructies voor. Wel wordt voorgeschreven dat bij de uitvoering aan een aantal functionele, technische en wettelijke eisen dient te worden voldaan. De eisen aan de materiaalintrinsieke milieuhygiënische eigenschappen van bouwstoffen die worden toegepast op of in de bodem of in het oppervlaktewater zijn wettelijk vastgelegd in het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Het bevoegd gezag houdt toezicht op een correcte naleving van dit besluit. Ter bescherming van natuurwaarden worden ook eisen gesteld aan de constructie op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 (gericht op gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (gericht op soortenbescherming).

Wanneer ook bij vergelijkbare projecten de toepassing van secundaire bouwstoffen plaatsvindt conform bovenstaande wet- en regelgeving, is er geen aanleiding om te twijfelen aan de bescherming van natuur en milieu, inclusief de vis- en schelpdierenpopulatie.

3

In 1997 en 1998 zijn bij de tweede verruiming van de hoofdvaargeul in de Westerschelde op een aantal locaties vooroeververdedigingen aangebracht, bestaande uit staalslakken met op enkele plaatsen breuksteen, breuksteen met een kleine hoeveelheid fosforslakken of fosforslakken die zijn afgedekt met staalslakken en breuksteen. Op een aantal locaties is onderzoek gedaan naar de effecten op de mate van begroeiing met organismen én de mate waarin deze organismen stoffen opnemen die afkomstig zijn uit de onderliggende laag.

Op basis van dit onderzoek is er geen verschil in begroeiing met organismen geconstateerd tussen breuksteen en de staal- en fosforslakken. De organismen vertoonden echter wel verhoogde concentraties aan fluor en zware metalen op de plaatsen waar breuksteen en fosforslakken waren gebruikt. Volgens het onderzoek houdt de verhoogde fluorconcentratie «mogelijk een oorzakelijk verband» met het fluorgehalte in fosforslakken. Wat betreft de verhoogde concentratie zware metalen is het volgens het onderzoek aannemelijk dat deze het gevolg zijn van de slechte waterkwaliteit destijds, en niet van de gebruikte materialen. De oorzaken van de verhoogde concentraties zijn echter niet onderzocht in deze studie. Wel heeft het RIVM een ecologische risicobeoordeling uitgevoerd ter onderbouwing van de emissiewaarden voor alle bouwstoffen in het Bbk, waaronder staal- en fosforslakken. Uitgaande van deze onderbouwing zijn er geen ecologische effecten te verwachten van fluoride in het oppervlaktewater.

4

De gebruikte bouwstoffen zijn via het Besluit bodemkwaliteit in lijn met de ecologische en chemische doelstellingen uit de Kaderrichtlijn water. Daarnaast heeft provincie Zeeland op basis van een passende beoordeling geconcludeerd dat er geen significante negatieve effecten voor de natuurwaarden zijn te verwachten. Ook is gebleken dat er geen ontheffing nodig is voor verbodsbepalingen uit de Flora- en Faunawet. Ik zie daarom momenteel geen aanleiding het uitvoeringsbeleid te wijzigen in deze of vergelijkbare aanbestedingstrajecten.

Specifiek voor de mogelijke ecologische gevolgen van het bedekken van de huidige zachte bodem met een hard materiaal, zoals breuksteen en staal- en fosforslakken, zal Rijkswaterstaat monitoren wat de gevolgen zijn. Wanneer er op dit specifieke punt onaanvaardbare effecten blijken te zijn, zal Rijkswaterstaat herstelmaatregelen nemen.

5

Ja, ik deel de opvatting dat vanuit het oogpunt van duurzaamheid het gebruik van reststoffen en het hergebruik van materialen in de weg- en waterbouw wenselijk is. De eisen die de geldende wet- en regelgeving stelt, zorgen er voor dat de waterkwaliteit en natuurwaarden worden beschermd.

6. Voor oeverbeschermingen kunnen de volgende materialen worden gebruikt:

– Asfalt

– Beton

– Fosforslakken (een bijproduct van fosforproductie).

– Hoogoven-staalslakken (een bijproduct van staalproductie).

– Natuursteen

– Zinkstukken of kraagstukken. Dit zijn vlechtwerken bestaande uit waterdoorlatend textiel met daarop gevlochten wilgentenen. Hierop wordt natuursteen gestort.

De milieuhygiënische effecten van al deze bouwstoffen vallen binnen de normen van het Besluit bodemkwaliteit. Voor de natuurwaarden is verder de textuur van het materiaal van belang omdat een open oppervlaktetextuur soorten zoals kreeft meer mogelijkheden biedt om te nestelen. Zinkstukken, kraagstukken en bij bepaald gebruik ook natuursteenelementen hebben een open oppervlaktetextuur.

Ter bescherming van natuurwaarden en de drinkwaterkwaliteit gelden specifieke beperkingen voor fosforslakken en staalslakken. Fosforslakken mogen niet worden toegepast in oppervlaktewater met een drinkwaterfunctie. Staalslakken mogen niet in stilstaand oppervlaktewater of in oppervlaktewater met een drinkwaterfunctie worden toegepast, in verband met pH-verhoging. Voor zoute watersystemen met getijdenwerking zijn deze beperkingen echter niet van toepassing.

Zoals aangegeven maakt Rijkswaterstaat geen keuze voor een specifiek materiaal. Rijkswaterstaat stelt soms specifieke eisen aan de waterstaatkundige eigenschappen van het materiaal en eisen op het gebied van milieu volgen uit wet- en regelgeving. De aannemer kiest binnen deze randvoorwaarden voor een specifiek materiaal.


XNoot
1

 PZC, 14 maart 2009: «Zorg over slakken op dijkoevers».

Naar boven