Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
2057
Vragen van het lid Vragen van de lid Langkamp (SP) aan de minister voor
Jeugd en Gezin over het vonnis waarin bepaald is dat de Wet op de jeugdzorg
strijdig is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). (Ingezonden 3 februari 2009)
1
Wat is uw reactie op het bericht dat de rechtbank Amsterdam heeft bepaald
dat artikel 29a, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg onverbindend is, omdat
dit artikel strijdig is met artikel 5 van het EVRM?1
2
Is het de eerste keer dat een rechter een dergelijke verstrekkende uitspraak
heeft gedaan?
3
Welke gevolgen heeft deze uitspraak voor de betekenis van artikel 29a,
eerste lid van de Wet op de jeugdzorg?
4
Welke gevolgen heeft deze uitspraak voor de jongeren tussen de 18 en 21
jaar, die een machtiging gesloten jeugdzorg moeten hebben, en wat betekent
dit voor de verlengingen van de gesloten jeugdzorgmachtigingen voor deze groep?
5
Hoeveel jongeren tussen de 18 en 21 jaar hebben momenteel een machtiging
gesloten jeugdzorg?
6
Wat gebeurt er met deze jongeren nu deze machtiging niet meer wordt afgegeven?
7
Kunnen deze jongeren ergens anders terecht? Zo ja, welke andere mogelijkheden
zijn er voor deze groep?
8
Is er niet een groot risico dat juist deze groep jongeren tussen wal en
schip raken? Zo ja, wat gaat u hier aan doen? Zo nee, waarom niet?
9
Wordt er hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak van de rechtbank
Amsterdam? Zo nee, waarom niet?
Mededeling
Mededeling van Antwoord van minister Rouvoet (Jeugd en Gezin) (ontvangen 24 maart 2009)
De vragen van het Kamerlid Langkamp (SP) over het vonnis waarin bepaald
is dat de Wet op de jeugdzorg strijdig is met het Europees Verdrag voor de
Rechten van de Mens (EVRM) (2080911700) en de vragen van het Kamerlid Bouchibti
(PvdA) over de beschikking van de rechtbank Amsterdam inzake het (niet) voortzetten
van de plaatsing in gesloten jeugdzorg na het bereiken van de meerderjarigheid
(2080911740) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden
beantwoord.
De reden van het uitstel is dat overleg met externe partijen voor de beantwoording
noodzakelijk is.
De beantwoording zal plaatshebben omstreeks 1 april 2009.
XNoot
1 http://www.nieuwsbank.nl/inp/2009/01/29/R263.htm