Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1857

Vragen van het lid Van der Ham (D66) aan de minister van Financiën over het weigeren van bepaalde klanten door banken en het opzeggen van rekeningen. (Ingezonden 10 februari 2009)

1

Wat is uw reactie op de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 11 december 2008 (m.n. 4.6.3 en 4.6.4) waarin de vordering van een coffeeshophouder tot voortzetting van een door de SNS Bank eenzijdig opgezegde bancaire relatie werd toegewezen, in het licht van uw antwoord op vragen van de leden Tang, Vos en Bouwmeester1 dat banken hun beleid ten aanzien van coffeeshops baseren op de gevoeligheid voor fraude en het witwassen van gelden?2

2

Herinnert u zich uw antwoorden op de vragen over het weigeren van een zakelijke rekening-courant aan de Jonge Republikeinen door ABN Amro?3

3

Wat is uw reactie op het bericht dat ING weigert een rekening toe te kennen aan de Populistische Omroep Nederland?4

4

Wat is uw reactie op het bericht dat bonafide leden van de Vereniging Exploitanten Relaxbedrijven (VER) door een aantal banken, waaronder Fortis, ABN Amro, ING, SNS en de Rabobank, rekeningen worden geweigerd of dat deze worden opgezegd?5

5

Zijn u gevallen bekend waarin erotische sauna’s of parenclubs rekeningen werden geweigerd of opgezegd?

6

Deelt u de mening dat er een trend lijkt te zijn om rekeningen te weigeren dan wel op te zeggen aan ondernemingen die buiten de «mainstream» vallen? Zo ja, hoe beoordeelt u deze trend? Zo nee, hoe duidt u deze reeks incidenten?

7

Deelt u de mening dat het onwenselijk is als bedrijven hun toevlucht moeten zoeken tot het niet-officiële circuit om te bankieren omdat zij bij bonafide banken geen rekening kunnen krijgen? Zo ja, kunt u aangeven hoe u wil voorkomen dat dit toch gebeurt?

8

Kunt u het wettelijk kader schetsen dat geldt voor het beoordelen van de toelaatbaarheid van het opzeggen dan wel weigeren van een rekening door een bank en wanneer sprake zou zijn van ontoelaatbare discriminatie?

9

Kunt u aangeven welke invloed het feit dat de staat een grotere rol in de bancaire sector is gaan spelen naar uw mening heeft, en zou moeten hebben, op deze trend?

Antwoord

Antwoord van minister Bos (Financiën), mede namens de minister van Justitie (ontvangen 10 maart 2009)

1

De aangehaalde uitspraak van de rechtbank Zwolle van 11 december 2008 is in Nederland niet de eerste coffeeshop die een proces tegen een bank aanspande. Er zijn inmiddels een aantal uitspraken geweest in een zaak tussen een Nederlandse bank en een coffeeshop (LJN: BG6475, LJN: BD5292, LJN: BG7108). Aangezien in de onderhavige zaak de SNS bank beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de Zwolse rechtbank van 11 december jl. en de zaak derhalve nog bij de rechter ligt, past het mij niet om een inhoudelijk oordeel uit te spreken over die beslissing.

2 en 3

Ja. Wat betreft de weigering van ING een rekening toe te kennen aan de Populistische Omroep Nederland (PON) heb ik van ING begrepen dat sprake was van een inschattingsfout en dat de bank inmiddels aan de PON heeft laten weten dat de omroep als klant welkom is.

4

Banken zijn – zoals ik in mijn antwoorden op de kamervragen van de leden Joldersma, De Nerée tot Babberich en Van Haersma Buma heb toegelicht – niet verplicht om zakelijke relaties met klanten aan te gaan of voort te zetten. Uitgangspunt bij een bancaire relatie is de contractvrijheid tussen partijen. Banken kunnen derhalve de relatie met hun klant verbreken in verband met een door hen gemaakte risico-inschatting: zij kunnen daarom besluiten om geen bancaire relatie met leden van de VER aan te gaan dan wel om een zodanige relatie te beëindigen. Daarnaast dienen banken op grond van publiekrechtelijke regelgeving, in het bijzonder de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (WWFT), beleid te voeren waarbij zij kritisch dienen te kijken naar integriteitsrisico’s rond de dienstverlening aan bepaalde (potentiële) cliënten. Hierdoor kan de bank beslissen om geen relatie met een bepaalde cliënt aan te gaan, dan wel een (bestaande) relatie op te zeggen of te weigeren bepaalde bancaire diensten te verlenen, indien die relatie of dienstverlening een voor haar onaanvaardbaar risico (kan) opleveren, als het gaat om aantasting van haar integriteit en/of haar reputatie.

5

Nee.

6 en 9

Ik begrijp het door u gehanteerde begrip «mainstream» zodanig dat u doelt op de situatie dat verschillende (Nederlandse) banken de beslissing hebben genomen om in bepaalde gevallen geen bancaire relatie aan te gaan of (bestaande) relaties te beëindigen met bijvoorbeeld coffeeshophouders en exploitanten van relaxbedrijven. Verschillende banken voeren sedert verschillende jaren een terughoudend beleid met betrekking tot het onderhouden van relaties met de seksindustrie en softdrugshandel. Dit beleid kan onder meer worden teruggevoerd op de internationale en nationale regelgeving, in het bijzonder de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (WWFT). Banken zijn gehouden om aan deze publiekrechtelijke verplichtingen uitvoering te geven.

7

Ik deel uw mening dat het niet wenselijk is bedrijven van iedere vorm van bancaire dienstverlening uit te sluiten en crimineel gedrag, zoals het «ondergronds» bankieren, in de hand te werken.

Zoals ik in mijn antwoorden op de kamervragen 7 en 8 van 16 januari 2009 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 1461) heb aangegeven, zal ik op korte termijn in overleg treden met de NVB en andere betrokkenen om te bewerkstellingen dat banken aan coffeeshops een pakket aan primaire betaaldiensten aanbieden. Verder zijn er mij geen voorbeelden bekend van relaxbedrijven die bij een (civiele) rechter een vordering hebben ingediend die ertoe strekt dat een relatie dient te worden aangegaan dan wel dat de bancaire dienstverlening dient te worden voortgezet. Het lijkt mij daarom gepast af te wachten op de ontwikkelingen in de jurisprudentie.

8

Wat betreft de situatie dat een bank weigert om een relatie met een bepaalde (potentiële) cliënt aan te gaan, dient te worden opgemerkt dat in de Nederlandse situatie sprake is van contractvrijheid en dat er geen afdwingbaar recht op bancaire dienstverlening is. De wijze waarop en de omstandigheden waaronder een bank haar relatie met een bestaande cliënt kan beëindigen, wordt beheerst door hetgeen beide partijen daaromtrent zijn overeengekomen. Op de rechtsverhouding tussen een (Nederlandse) bank en haar cliënt zijn veelal de zogenoemde Algemene bankvoorwaarden van toepassing. Hierin is bepaald dat beide partijen bevoegd zijn om op te zeggen, waarbij de vrijheid om van deze opzeggingsbevoegdheid gebruik te maken wordt beperkt door de eisen van redelijkheid en billijkheid.


XNoot
1

 Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 1461.

XNoot
2

 LJN: BG7108.

XNoot
3

 Antwoord van 27 november 2008, nr. 793.

XNoot
4

 Dagblad van het Noorden, «ING weigert rechtse omroep rekening», 2 januari 2009.

XNoot
5

 ANP, 30 december 2008.

Naar boven