Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1850

Vragen van het lid Teeven (VVD) aan de minister van Justitie over het handelen ten aanzien van een ondernemer in Enschede die zichzelf heeft verdedigd. (Ingezonden 23 januari 2009)

1

Kent u het artikel «Inbreker ’stuurde’ arrestatie-eenheid»?1

2

Bent u ervan op de hoogte dat de Enschedese ondernemer in oktober voorafgaand aan deze arrestatie door rechtbank Almelo was vrijgesproken en dat er door het Openbaar Ministerie (OM) daartegen hoger beroep was ingesteld?

3

Is het waar dat de inbreker in de rechtbank heeft aangegeven dat hij met de Enschedese ondernemer nog wel een «appeltje te schillen had»? Is dit ook in uw ogen op te vatten als een dreigement? Deelt u de mening dat, in het licht van dit dreigement en het feit de ondernemer niet is vervolgd, de aangifte van de inbreker gezien zou kunnen worden als wraak, althans iemand «terugpakken»?

4

Gebeurt het vaker dat een veroordeelde, in dit geval een inbreker, later zelf weer aangifte doet tegen de personen die aan zijn veroordeling mee hebben gewerkt? Bent u ook van mening dat in dergelijke gevallen de politie juist uiterst voorzichtig dient te zijn in zijn handelen om het risico een onschuldige, oplettende, burger op te pakken zo klein mogelijk te houden, sterker nog, de politie en het OM uiterst terughoudend zouden moeten zijn met een dergelijke aangifte?

5

Geldt dit niet des te meer voor mensen die in een strafzaak zijn verwikkeld, waarin zij moeten uitleggen waarom ze hun eigen woning of winkel tegen de desbetreffende veroordeelde hebben verdedigd? Deelt u de mening dat het strafrecht en de daarbij behorende dwangmiddelen voor criminelen bedoeld zijn en niet voor de normale burgers?

6

Deelt u de mening dat als dit de gang van zaken wordt, het de aangiftebereidheid van de burger negatief zou kunnen beïnvloeden?

7

Bent u van mening dat het des te meer disproportioneel is als voor een blauw oog zo vroeg in de ochtend met zo veel machtsvertoon bij het huis van die burger aan te komen en een voordeur in te rammen om de man mee te nemen naar het politiebureau?

8

Kunt u garanderen dat dit in de toekomst niet meer zal gebeuren? Zo nee, bent u dan van plan in de regelingen veranderingen door te voeren om het risico op herhaling zo klein mogelijk te maken?

9

Bent u van mening dat het OM in de betreffende zaak voldoende heeft getoetst of de inzet van een arrestatieteam gerechtvaardigd was?

Antwoord

Antwoord van minister Hirsch Ballin (Justitie) (ontvangen 10 maart 2009), Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 1479

1

Ja.

2

Ja, ik verwijs hieromtrent naar mijn antwoord op vraag 3 van de op 8 oktober 2007 over deze aangelegenheid gestelde vragen (met nummer 2070801730).

3

Het is mij niet bekend dat een dergelijke mededeling is gedaan; dit blijkt ook niet uit het proces-verbaal van de terechtzitting. Het is dan ook niet mogelijk een kwalificatie van deze uitspraak te geven. De bedoelde aangifte ziet op een incident dat heeft plaatsgevonden op 26 mei 2008. De aangever heeft verklaard dat hij op die dag op zijn fiets is klemgereden en dat daarna een mondelinge bedreiging is geuit. Vervolgens heeft hij aangegeven dat hij een tweede maal is klemgereden en dat toen geweld tegen hem is gebruikt door de in het antwoord op vraag 2 genoemde bewoner. Op basis van dit voorval heeft hij aangifte gedaan. Vervolgens is door de politie een onderzoek gestart. Van wraak aan de zijde van de aangever is in het onderzoek niet gebleken. De zaak is geëindigd in een sepot, omdat er geen onafhankelijke getuigen van het voorval zijn gevonden en het dus is gebleven bij de verklaring van de aangever tegenover de verklaring van de bewoner.

4 en 5

Een overzicht van vergelijkbare gevallen is niet te geven. In de systemen van het OM en de politie worden dit soort gegevens niet aan elkaar gekoppeld. In individuele gevallen worden altijd de omstandigheden van het geval in de beoordeling meegewogen. Indien over wordt gegaan tot het inzetten van opsporingsmiddelen geldt in alle gevallen dat een verdenking moet bestaan. Vervolgens wordt een zorgvuldige afweging gemaakt binnen de kaders die zijn gesteld in de wet.

6

Er zijn geen gevens die aanleiding geven tot het vermoeden dat hetgeen in de vragen 4 en 5 word gesuggereerd de gang van zaken wordt. Dit neemt niet weg dat wanneer de verdenking bestaat dat mensen het recht in eigen handen nemen omdat zij niet tevreden zijn met de rechtsgang die gevolgd is op hun aangifte, de politie en het OM dat dienen te onderzoeken. Wanneer zij dat niet zouden doen, zou dat het rechtsgevoel van de burgers ernstig kunnen aantasten. Van een negatief effect van deze handelwijze op de aangiftebereidheid is niets bekend.

7 en 9

De verdachte in deze zaak is telefonisch van de aangifte op de hoogte gesteld en uitgenodigd voor een verhoor op het politiebureau. Gelet op de weigering van de verdachte om mee te werken aan het onderzoek werd een aanhouding noodzakelijk geacht. De aanhouding is uitgevoerd door een aanhoudingseenheid bestaande uit vijf politieambtenaren, omdat het taalgebruik van de ondernemer aanleiding gaf om te denken dat een eventuele aanhouding met veel verzet gepaard zou gaan. Deze eenheid is geen arrestatieteam. Ik zie geen reden deze inschatting van het OM in twijfel te trekken.

8

Ik zie in bovenstaande zaak geen aanleiding het beleid op dit punt aan te passen.


XNoot
1

 TC Tubantia, 14 januari 2009.

Naar boven