Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1745

Vragen van de leden Poppe (SP), Boelhouwer (PvdA) en Neppérus (VVD) aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de inhoud van het document «Effectiviteittoets inspectielasten: Containers met gevaarlijke gassen» van het Directieoverleg Zeehavens. (Ingezonden 4 februari 2009)

1

Kent u de «Effectiviteittoets inspectielasten: Containers met gevaarlijke gassen»1 waarover in de radio-uitzending van Argos op 31 januari is gesproken? Wat is uw reactie op de bevindingen van het Directeurenoverleg zeehavens (DOZ) en zijn deze waar met betrekking tot de aantallen te controleren containers in relatie tot de genoemde aantallen in de motie?2

2

Is het waar dat, om reden van beperking van toezichtslast voor bedrijven, gekozen is voor invulling van de opgave in combinatie met reguliere/al lopende controles of zijn er ook controletechnische redenen voor?

3

Is in deze casus niet juist het hebben van last van toezicht noodzakelijk om de gewenste schokgolf tot stand te brengen? Zo nee, waarom niet en op welke wijze ziet u in de door u voorgestelde handelswijze druk op de importeur, verlader en exporteur ontstaan?

4

Is het waar dat op dit moment geen van de inspectiediensten wettelijke mogelijkheid heeft om een container die niet voldoet aan wettelijke eisen, en een gevaar oplevert voor volksgezondheid van werknemers en consumenten, in de haven te stuiten en te laten vernietigen of terugsturen? Zo nee, welke wettelijk kader is daarvoor dan wel beschikbaar en welke diensten kunnen zich daarop beroepen? Zo nee, heeft u al wettelijke maatregelen overwogen om het inspectiediensten mogelijk te maken om containers reeds in de haven te stuiten, te laten vernietigen en of terug te sturen?

5

Is het waar dat de Voedsel en Waren Autoriteit containers met een concentratie bestrijdingsmiddelen tot 10 keer de MAC-waarde door laat gaan naar distributiemagazijnen en de consument? Zo ja,

Antwoord

Antwoord van minister Cramer (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) (ontvangen 3 maart 2009)

1

Ja, ik ken deze Effectiviteittoets. De effectiviteittoets is uitgevoerd om de toezichtlasten van de uitvoering van de motie in kaart te brengen. Vanuit het Kabinetsbeleid dat erop is gericht om de toezichtlasten zoveel mogelijk te beperken, is het niet meer dan vanzelfsprekend dat de toezichtlasten worden getoetst. Het is ook beleid om de omvang van de overheid te beperken. Daarom zijn ook deze kosten en personele inspanningen in kaart gebracht. De Effectiviteittoets getuigt van een overheid die verantwoord wil opereren door lasten voor het bedrijfsleven zoveel mogelijk te beperken (zeker voor de bedrijven die zorgvuldig bezig zijn) en de beschikbare ambtenaren zo efficiënt mogelijk in te zetten.

De aantallen te controleren containers zijn correct weergegeven in de Effectiviteittoets. De motie houdt in dat per jaar gericht minimaal 1000 containers worden gecontroleerd. Dit komt overeen met de inspanningen die in de Effectiviteittoets worden beschreven.

2

Met de aantallen die in het antwoord op vraag 1 zijn beschreven, lopen de samenwerkende diensten tegen de grenzen aan van de beschikbare capaciteit om containers in de haven apart te zetten, te bemonsteren en te analyseren. Er zijn grenzen aan de fysieke opslagruimten, laboratoriumcapaciteit voor gespecialiseerde afmetingen en de beschikbare mensen die over de vereiste deskundigheid beschikken.

Het is overigens niet de bedoeling van toezicht om grote toezichtlasten te creëren. De toezichtlast moet proportioneel zijn vergeleken met het doel van het toezicht.

3

Het sanctiebeleid na constatering van een overtreding moet zo mogelijk preventief werken. Dat was en is de opzet van het uitgezette toezichtbeleid.

Verder verwijs ik naar de separate brief die ik tegelijk met deze brief aan u stuur, ter invulling van de toezegging die ik heb gedaan tijdens het Algemeen Overleg op 5 februari jl.

4

Ik verwijs voor het antwoord op deze vraag naar de brief die ik noem bij het antwoord op vraag 3.

5

Ja. Ik heb reeds in mijn brief van 21 april 2008 (22 343, nr. 192) toegelicht waarom de VWA niet op elke melding van gemeten hoge concentratie gevaarlijke gassen reageert. De signaleringswaarde is gebaseerd op een inschatting van het risico voor de consument door blootstelling aan een product uit een dergelijke container. Daarbij zijn concentratie in het product en duur van de blootstelling belangrijke parameters. De consument wordt niet blootgesteld aan de lucht in de container (zoals werknemers), maar aan één of enkele producten uit een dergelijke container. Een afzonderlijk product bevat veel minder gevaarlijk gas dan de totale lading van een container.

De praktijk leert ook dat tijdens transport, overslag, opslag en verdere verwerking er over het algemeen nog voldoende gas uit het product verdwijnt om het veilig te laten zijn op het moment dat het product daadwerkelijk bij de consument komt. Ook duurt de nalevering van het eventueel resterende gas uit het product, en daarmee de tijd dat de tijd dat een consument hieraan kan worden blootgesteld, veel korter dan het gehele werkzame leven waarop de gehanteerde grenswaarde voor de werknemer is gericht.

Bij levensmiddelen, waar het kan voorkomen dat gassen zich aan het product binden of in het product ophopen, zijn er op grond van de Algemene Levensmiddelen Verordening voldoende waarborgen voor de voedselveiligheid van producten die gemaakt worden uit grondstoffen uit gegaste containers. Het levensmiddel, dat door een bedrijf verder wordt verhandeld of verwerkt, dient te voldoen aan wettelijke eisen.

Ook de RIVM-onderzoeken en monitoringonderzoeken voedselveiligheid geven geen aanleiding te veronderstellen dat er bij lagere signaleringswaarden sprake is van een risico voor de gezondheid van de consument.


XNoot
1

 Bijlage onderhands doorgezonden aan bewindspersoon.

XNoot
2

 Kamerstuk 22 343, nr. 196.

Naar boven