Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

160

Vragen van de leden Jansen (SP) en Samsom (PvdA) aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de vergunningaanvraag voor het gebruik van MOX als brandstof in de kerncentrale Borssele. (Ingezonden 20 augustus 2008)

1

Welke veiligheidsanalyses gaat u uitvoeren1 in het kader van de vergunningaanvraag van EPZ voor het gebruik van MOX als brandstof in de kerncentrale Borssele?

2

Zijn deze veiligheidsanalyses onderdeel van de MER?

3

Welke praktijkgegevens inzake veiligheidsaspecten van het gebruik van MOX in centrales van hetzelfde ontwerp als die in Borssele worden gebruikt ten behoeve van de MER?

4

Bent u op de hoogte van het beëindigen van de proef met het gebruik van MOX in de Catawba kerncentrale van Duke Energy2 wegens de hoge uitzetting van onderdelen van de installatie na de plaatsing van MOX brandstofelementen? Hoe verhouden de conclusies van de proef van Duke Energy zich tot de ervaringen in Europese centrales?

5

Wat is het tijdpad voor de afhandeling van de MER en de vergunningaanvraag op grond van de Kernenergiewet? Bent u bereid om de Kamer te informeren over uw conclusies inzake de MER en de veiligheidsanalyses vóór de vergunningen worden afgegeven?

6

Klopt het dat de op grond van het convenant kerncentrale Borssele3 in te stellen «Commissie van deskundigen benchmarking nucleaire veiligheid KCB» nog niet benoemd is? Zo ja, hoe valt dit te rijmen met uw mededeling aan de Tweede Kamer op 16 november 2007 dat de instelling van deze commissie nog dit jaar zijn beslag zal krijgen?4 Zo neen, hoe is de samenstelling van deze commissie?

7

Hoe verhoudt het gebruik van MOX zich tot de in het «Convenant kerncentrale Borssele» gestelde verplichting te behoren tot de vijfentwintig procent veiligste watergekoelde en watergemodereerde vermogensreactoren in de Europese Unie, de Verenigde Staten van Amerika en Canada?

Antwoord

Antwoord van minister Cramer (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer). (Ontvangen 1 oktober 2008)

1

Het is aan de vergunningaanvrager om de noodzakelijke gegevens te verschaffen waarop het bevoegd gezag (in dit geval de ministers van VROM, SZW en EZ tezamen) kan beoordelen of de gevraagde vergunningswijziging op veilige wijze kan worden doorgevoerd. Tot die gegevens behoren de in de artikelen 11 en 6 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen vermelde gegevens waaronder dus ook (de aanpassing van) het veiligheidsrapport en risicoanalyse.

Ter voorkoming van misverstanden wijs ik er op dat er thans nog geen vergunningaanvraag ontvangen is, maar dat er slechts sprake is van een startnotitie van de milieu-effectrapportage die daarvoor nodig is. Zie ook het antwoord op vraag 5.

2

De uitkomsten van de door de vergunningaanvrager uitgevoerde veiligheidsanalyses worden gebruikt in het milieu-effectrapport (MER).

3

Op dit moment zijn de richtlijnen voor de uit te voeren milieu-effectrapportage nog niet vastgesteld door het bevoegd gezag. Dat zal waarschijnlijk in oktober 2008 gebeuren. Eerst dient de onafhankelijke Commissie voor de milieu-effectrapportage daar nog een advies voor af te geven. In de richtlijnen wordt opgenomen welke onderwerpen in het MER behandeld moeten worden. Er mag van worden uitgegaan dat het onderwerp veiligheid daar zeker toe zal behoren.

4

Ja. Naar verwachting zullen de ervaringen met MOX in andere centrales onderdeel uitmaken van het MER. Op die resultaten kan nu dus nog niet vooruitgelopen worden.

5

Het voorziene tijdpad luidt thans als volgt:

– 7 mei 2008: Ontvangst van de Startnotitie voor de milieueffectrapportage.

– 5 juni–16 juli 2008: Terinzagelegging Startnotitie met gelegenheid tot het indienen van zienswijzen voor de richtlijnen. In deze periode zijn 3 zienswijzen ontvangen.

– september 2008: Advies van de Commissie voor de milieu-effectrapportage voor de richtlijnen voor de MER.

– oktober 2008: Vaststelling van de richtlijnen door het bevoegd gezag.

– Begin 2009: Door EPZ geplande indiening van de vergunningaanvraag met MER. In de maanden daarna volgt de terinzagelegging van de aanvraag en het MER en kunnen zienswijzen ten aanzien van het MER worden ingebracht. De volgende fase is het opstellen en de terinzagelegging van de ontwerpbeschikking waarop weer zienswijzen kunnen worden ingebracht.

– Eind 2009: Als in de voorgaande fasen geen vertraging is ontstaan zal dan de definitieve beschikking kunnen worden afgegeven.

Alle documenten die betrekking hebben op de vergunningaanvraag en MER zijn openbaar en kunnen door een ieder worden ingezien gedurende de perioden van terinzagelegging. Teneinde dit bekend te maken wordt daarvan mededeling gedaan in de Staatscourant alsmede landelijke en regionale dagbladen waaronder een huis-aan-huis blad.

In de ontwerpbeschikking zal in de motivatie onder meer worden ingegaan op de conclusies die het bevoegd gezag trekt ten aanzien van het MER en van de gevolgen voor de veiligheid van het toepassen van MOX.

Een aparte informatie aan de Tweede Kamer van deze openbare informatie wordt niet voorzien.

6

De Commissie van deskundigen benchmarking nucleaire veiligheid KCB is eind 2007 door de convenantpartijen samengesteld en wordt voorgezeten door ir. W.K. Wiechers. De commissie bestaat verder uit ir. A. Versteegh, dr. B. Tomic (beiden benoemd door EPZ, Essent en Delta), dr. R. Stück en dr. J. Pachner (beiden benoemd door de Rijksoverheid). Op 15 en 16 januari 2008 heeft de eerste vergadering van de commissie plaatsgevonden.

7

Deze twee onderwerpen staan los van elkaar. De toepassing van MOX zal in de vergunningsprocedure onder meer beoordeeld worden op de effecten die dit voor de nucleaire veiligheid met zich meebrengt en of die aanvaardbaar zijn binnen het gegeven kader van de weten regelgeving. Die aanvaardbaarheid is een van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan wil toepassing van MOX worden toegestaan.

Genoemde verplichting uit het Convenant beoordeelt hoe veilig de KCB is ten opzichte van andere centrales, maar ziet niet toe op de hoogte van het veiligheidsniveau op zich. Het voldoen aan het in de vergunning vastgestelde veiligheidsniveau wordt getoetst in het reguliere nationale toezicht.


XNoot
1

 Aanhangsel Handelingen nr. 584, vergaderjaar 2006–2007, vraag 2: «Wel is duidelijk dat voor de toepassing van MOX een aanpassing van de Kernenergiewet-vergunning noodzakelijk is en dat in dat kader ook veiligheidsanalyses en een milieu-effect rapport moeten worden opgesteld.»

XNoot
2

 «Duke halts use of test fuel at plant»; http://www.newsobserver.com/126/story/1165543.html

XNoot
3

16 Juni 2006, ondertekend door EPZ, Delta, Essent en staatssecretaris milieu.

XNoot
4

Aanhangsel Handelingen nr. 675, vergaderjaar 2007–2008.

Naar boven