Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
1358
Vragen van het lid Poppe (SP) aan de ministers van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over een ongeval met gasmetingen. (Ingezonden 12 december
2008)
1
Is het waar dat op 17 november een medewerker van het bedrijf Rabelink
in Doetinchem onwel is geworden na het doen van gasmetingen in een container
in de haven van Emmerich, Duitsland?1
2
Is het waar dat het slachtoffer in aanraking is gekomen met fosfine, dat
het slachtoffer ernstig ziek thuis zit, morfine krijgt tegen de hoofdpijn
en misselijkheid waardoor hij niet kan eten en nu zakjes astronautvoeding
krijgt om te drinken, hij niet kan lezen, geen tv kan kijken, niet tegen licht
kan en dat de fijne motoriek is verdwenen?
3
Is het waar dat het slachtoffer als opleiding voor het verrichten van
de metingen slechts een halve dag met een collega die gasmetingen verricht,
is meegelopen?
4
Acht u het verantwoord dat de werkgever van het slachtoffer hem onder
deze omstandigheden gasmetingen heeft laten verrichten? Zo neen, is de minister
bereid om voor het meten van gevaarlijke gassen alleen gecertificeerde bedrijven
toe te staan en zo nodig opleidingseisen aan het personeel te stellen?
5
Is het waar dat de Arbeidsinspectie het ongeluk niet verder onderzoekt
omdat het niet in Nederland is gebeurd en melding van het incident niet had
gehoeven? Zo ja, vindt u het niet de verantwoordelijkheid van de Arbeidsinspectie
erop toe te zien dat Nederlandse werkgevers ook in het buitenland zorg dragen
voor veiligheid van hun werkgevers?
Antwoord
Antwoord van minister Donner (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 28 januari 2009), Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2008–2009, nr. 1090
1
De Arbeidsinspectie is door het bedrijf Rabelink te Doetinchem op 4 december
2008 geïnformeerd over het op 17 november 2008 onwel worden van een van
hun medewerkers in de haven van Emmerich, Duitsland.
2
Voor zover nu bekend ondervindt het slachtoffer nog steeds gezondheidsklachten
van dit incident.
3
Uit de informatie van het bedrijf blijkt dat het slachtoffer door een
deskundige is geïnstrueerd over het uitvoeren van metingen gericht op
uitsluitend de aanwezigheid van fosfine in zeecontainers.
4
Op grond van artikel 3.5g-1 van het Arbobesluit moeten werkgevers die
werknemers containers willen laten betreden vooraf onderzoek laten doen om
na te gaan of er gevaren bestaan voor onder meer vergiftiging. Voorts moeten
personen die metingen verrichten op de hoogte zijn van de gevaren in de containers
en de van toepassing zijnde meetmethoden. Afhankelijk van de mate van zekerheid
die bedrijven hebben over de inhoud van de container en de aanwezigheid van
gevaren door aanwezigheid van verschillende gassen, zal maatwerk toegepast
moeten worden in de uit te voeren metingen. Een opleiding en instructie aan
personen die de containers bemonsteren kan daar op afgestemd worden. Op dit
moment blijkt uit het lopende onderzoek van de Arbeidsinspectie vooralsnog
dat het bedrijf onvoldoende onderzoek laat uitvoeren naar de gevaren door
de aanwezigheid van verschillende gassen in containers, onvoldoende voorlichting
en instructies aan de werknemers geeft over het gebruik en onderhoud van persoonlijke
beschermingsmiddelen, en de restanten bestrijdingsmiddelen op een onjuiste
wijze door de werknemers laat opslaan en afvoeren. Uit de eerste informatie
van het bedrijf blijkt dat het slachtoffer vermoedelijk niet tijdens de meting
van de container, maar bij het opslaan en afvoeren van fosfinetabletten in
zijn vervoermiddel in aanraking is gekomen met fosfine. Het onderzoek is nog
niet afgerond.
Bij de vraag of nieuwe regels gesteld moeten worden hanteert de overheid
ten aanzien van het arbeidsomstandighedenbeleid de volgende criteria:
– De verantwoordelijkheid voor het arbeidsomstandigheidsbeleid
ligt bij de bedrijven. De overheid intervenieert alleen in die verantwoordelijkheid
als dat noodzakelijk is.
– Niet meer regels dan noodzakelijk. Dit om de administratieve
lasten voor bedrijven minimaal te houden.
Certificering en aanvullende opleidingseisen zijn alleen gerechtvaardigd
bij zeer ernstige risico’s. Gezien het risico met gegaste containers
zijn aanvullende regels voor certificatie of opleiding niet noodzakelijk.
Het huidige algemene deskundigheidsvereiste in het kader van risicoinventarisatie
en -evaluatiebepalingen bij de kans op blootstelling aan stoffen voldoet mijns
insziens.
5
Ja, in zo verre dat de Arbeidsinspectie geen ongevallenonderzoek uitvoert
naar de omstandigheden van het ongeval van de werknemer van het bedrijf Rabelink
ter plekke van het ongeval in Duitsland. De Arbeidsomstandighedenwet en de
daarop berustende bepalingen hebben territoriale werking en zijn daarom niet
van toepassing op werkzaamheden verricht buiten Nederland.
De Arbeidsinspectie ziet toe op de wijze waarop bedrijven hun zorgplicht
voor goede arbeidsomstandigheden voor hun werknemers organiseren. Indien de
werknemers van een Nederlands bedrijf in het buitenland te werk worden gesteld,
dient dit bedrijf ook de vigerende arbo-regelgeving van het betreffende land
in acht te nemen. Het toezicht op de wijze waarop Nederlandse werknemers hun
werk uitvoeren in het buitenland valt onder de jurisdictie van de Arbeidsinspectie
van het betreffende land.
Het onderhavige incident, dat weliswaar in het buitenland plaatsvond,
geeft de Arbeidsinspectie wel aanleiding om nader onderzoek te doen naar de
wijze waarop dit bedrijf de zorg voor arbeidsomstandigheden heeft georganiseerd.
Hierbij onderzoekt de Arbeidsinspectie of het bedrijf zich voldoende heeft
vergewist van de risico’s van het openen en betreden van containers,
en procedures heeft ontworpen om deze risico’s te beheersen, de werknemers
voor te lichten en te instrueren en de procedures na te leven. De voorlopige
resultaten van dit onderzoek zijn vermeld bij het antwoord van vraag 4.
XNoot
1 Uitzending en persbericht radio 1 programma Argos, 6 december 2008.