Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1323

Vragen van het lid Teeven (VVD) aan de minister van Justitie over de lange termijn van beslissing op een klacht op basis van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. (Ingezonden 13 november 2008)

1

Hebt u kennisgenomen van de beslissing van het Amsterdams Gerechtshof?1

2

Deelt u de mening dat het tijdsverloop tussen het indienen van de klacht (2005) en de beslissing van het Hof (2008) onwenselijk en onredelijk lang is voor de betrokken politiemensen?

3

Hebt u, gezien de aangenomen motie-Van der Staaij/Teeven d.d. 11 november 2008, het voornemen om binnen afzienbare termijn een wetsvoorstel aan de Kamer te zenden teneinde te bewerkstelligen dat de zittingsrechter te maken krijgt met een (redelijke) wettelijke termijn waarbinnen door de rechter een klacht op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering moet worden afgedaan? Binnen welke redelijke termijn kan de Kamer dit wetsvoorstel verwachten? Zo neen, waarom niet?

4

Zijn er bijzondere omstandigheden geweest die het Hof in Amsterdam ertoe hebben gebracht zo lang te doen over een beslissing over de klacht van niet-vervolging? Zo ja, welke omstandigheden zijn dit?

5

Is er overleg met de Raad voor de Rechtspraak over het afdoen van klachten van niet-vervolging tegen politieambtenaren? Realiseert u zich dat de lange tijd van onzekerheid van invloed zou kunnen zijn op het functioneren van de politieambtenaren binnen hun korps?

Antwoord

Antwoord van minister Hirsch Ballin (Justitie) (ontvangen 26 januari 2009), Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 854

1

Ja.

2 en 4

De beslissing van het Hof in bedoelde zaak heeft inderdaad onwenselijk lang op zich laten wachten. Op basis van de informatie die ik heb laten inwinnen bij de Raad voor de rechtspraak, maak ik echter op dat het tijdsverloop in deze uitzonderlijke zaak niet representatief is voor het tijdsverloop in zijn algemeenheid in beklagzaken. Er was inderdaad sprake van bijzondere omstandigheden.

Uit de drie gepubliceerde beschikkingen van het Hof en de chronologie van gebeurtenissen blijkt dat een groot deel van de tijd is besteed aan de inhoudelijke behandeling van de zaak. Deze kenmerkt zich door bijzondere en ingewikkelde omstandigheden van het geval waaronder diametraal tegenovergestelde opvattingen van deskundigen over de doodsoorzaak in relatie tot de verklaringen van de arrestantenverzorgers. De afstemming van de planning met de vele betrokkenen (klagers, zes arrestantenverzorgers en hun raadslieden) heeft daarnaast eveneens de nodige tijd gevergd. Tot slot werd juist in deze periode de interne procedure voor de behandeling van beklagzaken gewijzigd. Sinds 1 juni 2006 worden beklagzaken bij het Hof Amsterdam niet meer door de civiele sector maar door de strafsector behandeld. Dit kan indertijd ook nog enige extra vertraging met zich mee hebben gebracht.

3

Met betrekking tot de motie-Van der Staaij/Teeven zal ik in een brief aan uw Kamer nog vóór het zomerreces aangeven welke aanpak ik voor ogen heb.

Ik ben van oordeel dat in het algemeen de tijd die gemoeid is met de behandeling van een dergelijke klacht, te weten tien tot twaalf maanden, aan de lange kant is.

Daarom heb ik de Voorzitter van het College van procureurs-generaal verzocht mij mee te delen welke maatregelen het openbaar ministerie, eventueel in samenwerking met de Rechtspraak, zou willen nemen om de lange termijn van de afhandeling van beklagzaken te bekorten. Aan de Raad voor de rechtspraak heb ik een vergelijkbaar verzoek gedaan.

Overigens hebben alle gerechtshoven inmiddels procedures om de termijnen in deze (en andere) zaken te bewaken.

5

Ik realiseer mij dat in dit soort beklagzaken een lange tijd van onzekerheid van invloed zou kunnen zijn op het functioneren van politieambtenaren binnen hun korps. De Raad voor de rechtspraak heeft de beklagkamers van de gerechtshoven daarom verzocht om in hun komende periodieke overleg te bezien of het wenselijk en mogelijk is om nadere procedurele afspraken te maken met betrekking tot de behandeling van beklagzaken tegen overheidsfunctionarissen. Het spreekt overigens voor zich dat het belang van overheidsfunctionarissen daarbij niet de enige invalshoek kan zijn, ook de belangen van de klagers en het breder maatschappelijk belang zullen daarbij betrokken dienen te worden.


XNoot
1

 de Volkskrant, 12 november 2008, «Zes agenten vervolgd voor dood arrestant».

Naar boven