Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
1202
Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de staatssecretaris
van Verkeer en Waterstaat en de minister van Justitie over behoud van
het «Besluit laad- en lostijden en overliggeld in de binnenvaart 1991». (Ingezonden 11 september 2008)
1
Bent u voornemens om het «Besluit laad- en lostijden en overliggeld
in de binnenvaart 1991» in te trekken? Zo ja, met welke motivering wilt
u dit doen?
2
Erkent u dat vrijwel alle (binnenvaart)landen vergelijkbare wettelijke
regelingen kennen en in Verdragen (Zoals het CMNI-verdrag) ook verwezen wordt
naar nationale regelingen? Waarom zou Nederland op dit onderdeel een uitzonderingspositie
moeten innemen?
3
Erkent u dat het bestaan van dergelijke regelingen de onderhandelingen
tussen vervoerder en opdrachtgever zeer vereenvoudigt en in die zin erg profijtelijk
is voor de ondernemers in de binnenvaart?
4
Erkent u voorts dat dergelijke regelingen met name voor de kleinere binnenvaartondernemers
een belangrijke bescherming bieden, juist omdat de binnenvaartmarkt zich kenmerkt
door veel aanbieders van scheepsruimte en weinig aanbieders van lading?
5
Deelt u de opvatting van de binnenvaartsector dat een op bedrijfsniveau
afgesproken set voorwaarden, analoog aan het Besluit, getroffen zal worden
door een verbod van de NMA?
6
Bent u bereid de huidige wettelijke regeling te behouden en die –
in overleg met de relevante belangenorganisaties – aan te passen aan
de huidige tijds- en marktomstandigheden?
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van de leden
Bilder en De Rouwe (beiden CDA), ingezonden 27 augustus 2008 (vraagnummer
2007Z05273/2070828320).
Antwoord
Antwoord van staatssecretaris Huizinga-Heringa (Verkeer
en Waterstaat), mede namens de minister van Justitie (ontvangen 14
januari 2009) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009,
nr. 226
1
Ik ben in overleg met de betrokken belangenorganisaties over de vraag
op welke wijze het Besluit laad- en lostijden in de binnenvaart 1991 een adequaat
vervolg kan krijgen. Hierbij wordt ook de mogelijkheid van intrekking bezien,
dan wel een nieuw besluit met een tijdelijke werkingsduur. Op korte termijn
hoop ik hierover duidelijkheid te hebben.
2
In enkele andere lidstaten van het verdrag van Mannheim zijn regelingen
getroffen voor laad- en lostijden en voor overliggeld. Zo bestaat in België
en Duitsland een met het Nederlandse besluit overeenkomende publiekrechtelijke
regeling, terwijl in Zwitserland een op privaatrechtelijke basis opgestelde
standaardovereenkomst van toepassing is. Het CMNI-verdrag treft op dit punt
geen regeling.
Derhalve zou Nederland geen uitzonderingspositie innemen, indien het Besluit
laad- en lostijden en overliggeld zou worden ingetrokken.
3 en 4
De genoemde voordelen zouden inderdaad een rol kunnen spelen. Daarom zullen
ze in het vervolgtraject nader worden bezien en ook met de branche worden
besproken alvorens een beslissing ten aanzien van het Besluit zal worden genomen.
5
De NMa is betrokken bij het vervolgtraject. Er zal uiteraard geen optie
worden gekozen die niet op de steun van de NMa kan rekenen.
6
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 1.