Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
696
Vragen van het lid Van Bochove (CDA) aan de minister
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over ligplaatsen
voor woonboten. (Ingezonden 29 oktober 2007)
1
Is het u bekend dat in toenemende mate woonbootbewoners worden geconfronteerd
met nieuwe private eigenaren van ligplaatsen die de bewoners voor de keuze
plaatsen om hetzij tegen een zeer hoge prijs de ligplaats te kopen, hetzij
te vertrekken?
2
Is het waar dat woonbootbewoners geen enkele wettelijke bescherming hebben
tegen het opzeggen van het gebruiksrecht van het water door de eigenaar van
de ligplaats?
3
Zo ja, bent u bereid om woonbootbewoners wettelijke bescherming te bieden
tegen het opzeggen van het gebruiksrecht door ligplaatseigenaren?
4
Maken gemeenten nauwelijks gebruik van de mogelijkheid om via een modelverordening
van de VNG iets te doen aan het beschermen van woonbootbewoners tegen wanpraktijken?
5
Deelt u de opvatting dat mede in het licht van het toenemende belang van
wonen op het water de rechtspositie van mensen die op het water wonen, goed
geregeld moet zijn?
6
Hoe staat u tegenover de suggestie om aan de Huurwet toe te voegen dat
huurbescherming ook van toepassing is op de ligplaats voor woonboten en niet
alleen geldt voor een woning en een standplaats met woonwagen?
7
Hoe staat u tegenover de suggestie om het zogeheten retributieartikel
in de Gemeente-, Provincie- en Waterschapswet voor woonboten te laten gelden,
waardoor in elk geval liggeldverhogingen door de overheid financieel gemotiveerd
moeten worden en toetsbaar zijn?
8
Bent u bereid om de bovenstaande vragen ruim voor de komende behandeling
van de begroting WWI voor het jaar 2008 te beantwoorden?
Antwoord
Antwoord van minister Vogelaar (Wonen, Wijken en Integratie). (Ontvangen 19 november 2007)
1
Nee, dat is mij niet bekend.
2 en 3
Nee, dat is niet juist. Een woonboot is doorgaans in eigendom van de bewoner.
Ligplaatsen worden in het algemeen verkregen op grond van een vergunning dan
wel middels een huurovereenkomst.
Voor wat betreft een eventuele wijziging of intrekking van een ligplaatsvergunning
kan voldoende bescherming worden verkregen op grond van de algemene regels
van het bestuursrecht.
Gaat het om privaatrechtelijke huur van een ligplaats, dan kan de bescherming
tegen opzegging worden gevonden in een toetsing aan de hand van de redelijkheid
en billijkheid (art 6:248 BW) of een toetsing van onredelijk bezwarende bedingen
betreffende opzegging (art 6:231 e.v. BW).
Op grond van deze bepalingen bestaat dus reeds een wettelijke bescherming
tegen het opzeggen van het gebruiksrecht door ligplaatseigenaren.
4
Mij is niet bekend of gemeenten nauwelijks gebruik maken van de modelwoonschepenverordening
van de VNG. Het staat gemeenten vrij om, afhankelijk van de plaatselijke situatie,
al dan niet gebruik te maken van deze modelverordening. Zo zijn er in in Amsterdam
en in het algemeen in de westelijke provincies veel meer woonboten dan in
de rest van het land. Nu de situatie per gemeente sterk uiteenloopt, moet
rekening worden gehouden met uiteenlopende regelingen ten aanzien van de ligplaatsen
voor woonboten.
6
Ik acht dit niet wenselijk. Ligplaatsen zouden dan moeten worden geschaard
onder de definitie van woonruimte van artikel 233 van boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek. Huurbescherming ter zake van ligplaatsen miskent echter dat tijdelijke
ligplaatsen mogelijk moeten zijn en dat ligplaatsen moeten kunnen worden opgeheven
of verplaatst.
Er moet bij de aanwijzing van ligplaatsen rekening gehouden kunnen worden
met uiteenlopende en wisselende publiekrechtelijke belangen als de bestemming
van het landschap, beschermde stads- of dorpsgezichten, als ook met het milieu
en met het verkeer te water en te land. Er is daarom behoefte aan een zekere
flexibiliteit met betrekking tot het aanwijzen, maar ook met betrekking tot
het opheffen of verplaatsen van ligplaatsen. Door huurders van ligplaatsen
eenzelfde huurbescherming te verlenen als huurders van woningen en standplaatsen
kan deze flexibiliteit niet worden gegarandeerd.
7
Het laten gelden van het retributieartikel in de Gemeentewet, Provinciewet
en Waterschapswet voor woonboten (zie bijv. art 229 Gemeentewet), betekent
dat bij de belastingrechter tegen (een verhoging van) de retributie voor de
ligplaatsvergunning op kan worden gekomen op grondslag van artikel 229b Gemeentewet.
Artikel 229b Gemeentewet bepaalt dat de geraamde baten van de retributie niet
mogen uitgaan boven de geraamde lasten. Voor weinig aantrekkelijke ligplaatsen
(bij een industrieterrein of in een dwanghaven waarheen illegaal liggende
schepen worden versleept) kan retributie een goede oplossing zijn.
Maar zoals uit het voorgaande blijkt, is ook verhuur van een ligplaats
mogelijk. Wanneer sprake is van verhuur van een ligplaats, dan ligt het voor
de hand voor de bepaling van de huurprijs naar de huurprijzen voor vergelijkbare
ligplaatsen elders te kijken, zodat vooral de kwaliteit van de ligplaats beslissend
wordt voor de hoogte van de huurprijs. Dat zal in de regel leiden tot een
hoger bedrag dan dat van de «geraamde lasten» van artikel 229b
Gemeentewet. Ik acht dit niet onredelijk. Huurprijsbescherming kan in die
gevallen worden gevonden in een toetsing van onredelijk bezwarende bedingen
betreffende verhoging van de huurprijs (art 6:248 en art 6:231 e.v. BW).