Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

3223

Vragen van het lid Leijten (SP) aan de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de mogelijkheid tot kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen voor studenten. (Ingezonden 22 juli 2008)

1

Wat is uw mening over het feit dat de gemeentelijke belastingdienst de studielening rekent als inkomen, ingeval een student een verzoek tot kwijtschelding van lokale belastingen indient?1

2

Kunt u aangeven waarom de gemeenten het geleende geld dienen te zien als inkomen en daardoor voor een student in een zelfstandige woonruimte minder snel kwijtschelding van lokale belastingen zullen verlenen?2

3

Kunt u aangeven hoeveel studenten in een zelfstandige woonruimte wonen?

4

Deelt u de mening dat de studiefinanciering niet gezien kan worden als volwaardig inkomen en daardoor ook niet als dusdanig door gemeenten aangemerkt dient te worden? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat voor maatregelen gaat u nemen om dit te veranderen?

5

Bent u bereid de regels voor gemeenten te wijzigen, zodat een studielening niet meer als inkomsten aangemerkt kan worden? Zo ja, op wat voor termijn wijzigt u dit? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Antwoord van minister Plasterk (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (Ontvangen 14 augustus 2008)

1 en 2

De kwijtscheldingsregeling, gebaseerd op artikel 26 van de Invorderingswet 1990, behoort tot de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van Financiën. Er is sprake van een uniform kwijtscheldingsbeleid in die zin dat het beleid van Financiën – neergelegd in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 – in beginsel geldt voor zowel rijksbelastingen als gemeente- en waterschapsbelastingen.

De kwijtscheldingsregeling is bedoeld als vangnetregeling. Dit betekent onder meer dat slechts een beroep op die regeling kan worden gedaan, wanneer alle voorliggende voorzieningen zijn uitgeput. Bij deze kwijtscheldingsregeling wordt gekeken of het besteedbare inkomen van een persoon de ruimte geeft om gemeentelijke belastingen te betalen. Als de gemeentelijke belastingen niet anders dan met buitengewoon bezwaar kunnen worden betaald, kan betrokkene kwijtschelding krijgen.

Een student heeft te allen tijde recht op studiefinanciering ter grootte van het normbudget voor levensonderhoud. Dit normbudget is opgebouwd uit basisbeurs, aanvullende beurs, c.q. ouderlijke bijdrage, of aanvullende lening en basislening.

Het recht op studiefinanciering (normbudget voor levensonderhoud) geldt voor de toepassing van de kwijtscheldingsregeling als voorliggende voorziening. Daarom wordt het normbudget (forfaitair) tot het inkomen gerekend, ook als dat gedeeltelijk is opgebouwd uit geleende bedragen.

In het kader van de kwijtschelding wordt het normbudget voor levensonderhoud overigens nog verminderd met een bedrag voor kosten van boeken en leermiddelen. Voorts maakt het collegegeldkrediet geen onderdeel uit van het normbudget en wordt in zijn geheel buiten beschouwing gelaten. Uit het forfaitaire bedrag dat in het kader van de kwijtschelding wordt gehanteerd zijn dus de belangrijkste uitgaven die direct verband houden met de studie geëlimineerd, zodat uit wat overblijft de daadwerkelijke kosten voor levensonderhoud kunnen worden bestreden.

Aangezien de kwijtscheldingsnorm vaak boven het forfait van inkomen van studenten ligt zullen studenten die niet bijverdienen en aan de overige normen voor kwijtschelding voldoen (zoals wonen in zelfstandige woonruimte) veelal in aanmerking kunnen komen voor kwijtschelding van gemeentelijke belastingen.

Als een student bijverdient en als gevolg daarvan de totale inkomsten van een student uitkomen boven het normbudget, wordt uitgegaan van die inkomsten en worden geleende bedragen niet meegerekend.

3

Uit de onderliggende resultaten van het in opdracht van het Ministerie van VROM uitgevoerde WoonOnderzoek Nederland (WoON) blijkt dat er 197.000 mensen zijn die een voltijd opleiding volgen en in een zelfstandige woonruimte wonen (zie de brief van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Kamerstuk: Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 607, nr. 3) met het rapport «Wonen op een rijtje: De resultaten van het Woononderzoek Nederland 2006», VROM, februari 2007).

4

Zoals hierboven aangegeven is het normbudget voor levensonderhoud in het kader van de studiefinanciering opgebouwd uit basisbeurs, aanvullende beurs, c.q. ouderlijke bijdrage of aanvullende lening, en basislening. Naast het gebruik van (een deel van) de studiefinanciering kan een student een bijbaantje nemen om over extra inkomsten te beschikken. Het normbudget op zich wordt geacht voldoende te zijn voor een student om in zijn levensonderhoud te voorzien.

5

Zoals hiervoor aangegeven, is de kern van de kwijtscheldingsregeling dat daarop eerst een beroep kan worden gedaan nadat alle voorliggende voorzieningen zijn uitgeput. Onder die laatste hoort ook het recht op studiefinanciering in de vorm van het normbudget voor levensonderhoud (het geleende bedrag wordt niet meegerekend tot de inkomsten indien de totale inkomsten uitkomen boven het normbudget). Ik vind het gerechtvaardigd dat daarmee rekening wordt gehouden en zie geen aanleiding de staatssecretaris van Financiën te vragen de regels te veranderen.


XNoot
1

 http://rood.amsterdam.sp.nl/bericht/25421/080509-gun_studenten_ook_kwijtschelding_lokale_belastingen.html

XNoot
2

 Leidraad Invordering 1990, artikel 26, paragraaf 2, lid 16.

Naar boven