Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
2537
Vragen van het lid Schippers (VVD) aan de minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport over spoedeisende hulp. (Ingezonden 28 april 2008)
1
Herkent u de volgende signalen van mensen werkzaam in de ziekenhuizen
die de VVD-fractie in toenemende mate bereiken?
a. Op de spoedeisende hulp kloppen mensen aan met een hulpvraag die geen
specialistische hulp behoeven. Deze mensen worden bekeken door een assistent
van de chirurg en worden weer naar huis gestuurd, met een declaratie van de
specialist.
b. Mensen die een wondje hebben dat gehecht is op de spoedeisende hulp,
werden in het verleden naar de huisarts verwezen om de hechting eruit te halen.
Dit is een handeling die een assistente van de huisarts kan doen. Sinds begin
van dit jaar echter, laten de chirurgen deze mensen op de poli van het ziekenhuis
terugkomen om de hechting eruit te halen, dit levert hen een extra polibezoek,
dus extra geld op.
2
Staan deze voorbeelden op zichzelf? Gaat het hier om een topje van de
ijsberg? Bereiken u meer van dit soort signalen? Zo ja, wat doet u hiermee?
3
Als hier sprake is van een tendens, wat betekent dat dan voor de kosten
en wat zegt dit over ons afrekeningssysteem?
4
Bent u bereid maatregelen te nemen? Zo ja, welke?
Antwoord
Antwoord van minister Klink (Volksgezondheid, Welzijn
en Sport). (Ontvangen 26 mei 2008)
1
a. Het is mij bekend dat een deel van de patiënten met een acute
zorgvraag direct (zonder verwijzing van de huisarts) naar de Spoedeisende
Hulp Afdeling (SEH) van ziekenhuizen gaan. Het gaat veelal om patiënten
die ook wel worden aangeduid als zelfverwijzers. Uit gegevens blijkt dat circa
60% van de patiënten op de SEH van ziekenhuizen zelfverwijzers
zijn. Ziekenhuizen kunnen deze zelfverwijzers niet ongezien wegsturen, maar
het is inderdaad een onwenselijke situatie.
Personen die worden behandeld op een SEH vallen binnen de bekostigingssystematiek
van de medisch specialistische zorg van de ziekenhuizen. De declaratie verloopt
derhalve via het betreffende ziekenhuis, waar een honorarium component voor
de medisch specialist in is meegenomen.
b. Het signaal dat dit systematisch voorkomt, ken ik niet. Als het
zo zou zijn, dan vind ik dat onwenselijk. Ik vind het wenselijk dat indien
een terugverwijzing naar de huisarts kwalitatief verantwoord is, dit ook gebeurt.
Bij de verdere vormgeving van mijn beleid ga ik er van uit dat het niet mag
uitmaken waar of door wie deze zorg geleverd wordt. Of het hechten van een
wond door de huisarts of op de SEH wordt uitgevoerd. Een zelfde prijs geldt
dan voor een zelfde product.
2
Concrete voorbeelden en signalen zoals weergegeven zijn mij niet bekend.
Het fenomeen van de zelfverwijzers op de SEH is wel bekend.
In dit verband kan ik u melden dat mijn beleid er op is gericht om een
zo doelmatig en kwalitatief verantwoorde keten van acute zorg te organiseren,
die tot goede zorg leidt voor de consument. Daarbij worden duidelijke afspraken
gemaakt over taken en verantwoordelijkheden van de verschillende partners
in de acute zorg. Een optimale prijs/kwaliteitverhouding is daarbij uitgangspunt.
Een goede afstemming en samenwerking tussen huisartsen c.q. Huisartsenposten
(HAP) en medisch specialistische zorg c.q. SEH afdelingen van ziekenhuizen
maakt daar deel van uit. Zie ook mijn antwoord op vraag 4.
3
Het is mij bekend dat de verschillende wijzen van bekostiging van onderdelen
van de acute zorgketen momenteel niet altijd leiden tot een doelmatige en
kostenefficiënte inrichting van de acute zorg.
4
De afgelopen jaren is al veel ondernomen om de keten van acute zorg te
verbeteren. Onderdeel van deze verbeterslag is ook de bekostiging van de keten
van acute zorg. Een doelmatige organisatie van acute zorg betekent immers
dat voor de consument binnen gestelde voorwaarden van toegankelijkheid en
kwaliteit van zorg sprake is van optimale prijs/kwaliteitverhouding. Daarom
heb ik in januari 2007 advies gevraagd aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)
over de wijze waarop de bekostiging in keten van de acute zorg soepeler, klantgerichter
en efficiënter kan worden ingericht. In februari 2008 heeft de NZa mij
hierover advies uitgebracht in een rapport met als titel «Met Spoed».
Op 20 maart 2007 heb ik het rapport aan de Tweede Kamer gestuurd met een begeleidende
brief (CZ/EK2836852). Momenteel ben ik met relevante partijen in overleg over
dit advies, om de diverse voorstellen van de NZa op zijn (praktische) uitvoerbaarheid
te toetsen. Ik informeer u eind van dit jaar over het vervolgtraject.