Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
2457
Vragen van het lid Thieme (PvdD) aan de minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over aantasting welzijn dikbilkoeien. (Ingezonden 22 april 2008)
1
Kent u het bericht «dikbilkoe die natuurlijk kan baren»?1
2
Is het waar dat 85-90% van de dikbilkoeien niet in staat is via
natuurlijke weg een kalf ter wereld te brengen? Zo ja, hoe is dit percentage
van onnatuurlijke bevallingen zo hoog geworden? Zo neen, wat is dan het juiste
percentage?
3
Deelt u de mening dat het onacceptabel is om vanwege economische redenen
een koeienras kunstmatig in stand te houden dat vrijwel geheel afhankelijk
is van keizersneden ten behoeve van de voortplanting? Zo ja, waarom? Zo neen,
waarom niet?
4
Is het waar dat uw ministerie steun geeft aan onderzoek naar mogelijkheden
om meer natuurlijke geboortes plaats te kunnen laten vinden? Zo ja, wat is
de opzet van het onderzoek en hoe groot is de bijdrage van het ministerie?
5
Bent u bereid voor de toekomst een minimaal percentage voor te schrijven
in welke gevallen runderen via natuurlijke weg kunnen kalveren? Zo ja, op
welke termijn en wijze? Zo neen, waarom niet?
6
Bent u bereid om ethische redenen een exportverbod in te stellen op dikbilkoeien
en sperma van dikbilstieren die door hun genetische aanleg problemen veroorzaken
bij het via natuurlijke weg ter wereld komen van de kalveren? Zo ja, op welke
termijn en wijze? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Antwoord van minister Verburg (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit). (Ontvangen 20 mei 2008)
2
In Nederland worden diverse vleesveerassen gehouden. Belgisch (Wit)Blauw
en Verbeterd Roodbont zijn voorbeelden van rassen met extreme bespiering.
Zij maken ongeveer 15% uit van de totale hoeveelheid gehouden vleesveemoederdieren.
Bij deze twee extreem bespierde rassen wordt in 85–90% van de
gevallen een keizersnede toegepast.
Bij de andere rassen ligt dat percentage, afhankelijk van het ras, tussen
de 5 en 30%.
De oorzaak van het hoge percentage keizersneden ligt met name in het gevoerde
fokbeleid. Waarschijnlijk gaat de selectie op spiermassa gepaard met een –
onbedoelde – selectie op moederdieren met een nauw bekken. Daarnaast
is de keizersnede ook een routinematige ingreep geworden en wordt door de
veehouder veelal geen bewuste keuze meer gemaakt tussen natuurlijk afkalven
en een keizersnede.
3
Zoals ook aangegeven in de nota dierenwelzijn signaleer ik welzijnsproblemen
bij deze extreem bespierde vleesrassen.
De gehanteerde aanpak is dat de sector samen met onderzoekers van de Wageningen
UR de mogelijkheden onderzoekt om te komen tot een forse vermindering van
het aantal keizersnedes. Omdat ik dit belangrijk vind draag ik ook bij aan
dit onderzoek.
4
Mede op initiatief van de sector wordt op dit moment samen met wetenschappers
gezocht naar mogelijkheden om te komen tot een forse reductie van het aantal
keizersneden.
Het onderzoek loopt van 2006 tot en met 2009 en wordt betaald door de
Federatie Vleesveestamboeken en LNV. De bijdrage van LNV bedraagt tot en met
dit jaar ongeveer 100.000 euro. In het onderzoek is eerst gekeken naar de
haalbaarheid en de wil bij KI-organisaties, stamboeken en fokkers om zich
hiervoor in te zetten. Zij hebben aangegeven mee te werken en staan hier positief
in. Vervolgens is gekeken naar de wijze waarop tot minder keizersnedes gekomen
kan worden. Om de noodzaak van keizersnedes te verminderen wordt ingezet op
een aangepast fokprogramma. Daarnaast moet het gebruik van keizersnedes verminderen
door gedragsverandering bij vleesveehouders. Zij moeten bewuster omgaan met
de keuze voor een keizersnede of natuurlijke afkalving.
Er wordt samengewerkt met universiteiten en fokorganisaties in België
en Engeland die goede ervaringen hebben met natuurlijke afkalving en geboorten
bij vleesveerassen.
5
Ik ben van mening dat het houderijsysteem zodanig aangepast moet worden
dat routinematige keizersnedes niet meer nodig zijn. Zoals aangegeven bij
vraag 4 worden op dit moment verschillende sporen bewandeld om van de routinematige
ingrepen af te komen.
6
De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren biedt op dit moment geen mogelijkheid
om export van dikbilkoeien of sperma van dikbilstieren te verbieden. Bovendien
ligt de problematiek van de moeilijke geboortes niet zozeer in de genetische
aanleg voor extreme bespiering als wel in het te nauwe bekken bij het moederdier.
Onder de populatie van koeien met extreme bespiering bevinden zich ook dieren
met een nauwer bekken. Bij routinematig gebruik van keizersnedes worden deze
dieren niet meer uitgeselecteerd. Zo wordt dit kenmerk onbedoeld in de populatie
gebracht. Het is dus niet zozeer het «dikbilgen» dat verantwoordelijk
is voor de moeilijke geboortes als wel de grootte van het moederdier. Er zijn
ook rassen met het «dikbilgen» waarbij het overgrote deel afkalft
zonder assistentie.
XNoot
1 Resource, 17 april 2008.