Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

240

Vragen van het lid Van Raak (SP) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de klokkenluidersregelingen bij de verschillende overheden. (Ingezonden 18 september 2007)

1

Kent u het bericht over de gebrekkige klokkenluidersregelingen?1 Wat is uw reactie op de bevindingen dat in de praktijk nauwelijks integriteitsproblemen worden gemeld?

2

Wat is uw reactie op de conclusie in het bovengenoemde artikel dat onafhankelijk onderzoek eerder uitzondering is dan regel en dat onderzoeken in de meeste gevallen worden uitgevoerd door medewerkers die niet onafhankelijk zijn?

3

Wat is uw verklaring voor het feit dat er nauwelijks gebruik gemaakt wordt van de klokkenluiderscommissie van de rijksoverheid?

4

Deelt u de zorg dat er nauwelijks aan de bel wordt getrokken over integriteitskwesties in het merendeel van de provincies, terwijl het niet aannemelijk is dat hier geen integriteitsproblemen spelen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen, behalve het experiment van anoniem melden via «Meld Misdaad Anoniem»? Zo neen, waarom niet?

5

Wat is uw verklaring voor de gebrekkige registratie van misstanden bij enkele gemeenten en provincies? Deelt u de mening dat de regelgeving met betrekking tot registratie aangescherpt dient te worden? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Zo neen, waarom niet?

6

Onderschrijft u de conclusie in het artikel dat de verschillen in de definitie van «klokkenluider» de regelingen ontoegankelijk maken? Zo ja, bent u bereid de klokkenluidersregelingen in deze zin aan te passen? Zo neen, waarom niet?

7

Deelt u de mening in het artikel van hoogleraar Van den Heuvel dat het systeem voor klokkenluiders erg ontoegankelijk is, omdat men eerst een melding van een misstand moet doen bij de direct leidinggevende? Zo ja, bent u bereid de regeling op dit punt aan te passen? Zo neen, waarom niet?

8

Deelt u de mening dat op dit moment overheidsinstanties op te veel verschillende manieren het klokkenluidersbeleid invullen en dat het voor de toegankelijkheid van de klokkenluidersregeling van belang is om meer eenheid te scheppen? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Kunt u instemmen met de suggestie van hoogleraar Van den Heuvel om het model dat in Assen wordt toegepast, overheidsbreed in te voeren? Zo neen, waarom niet?

9

Ziet u iets in de suggestie in het artikel door de voorzitter van de klokkenluiderscommissie om deze commissie breder toegankelijk te maken, door ontslagen ambtenaren een langere termijn te geven om gebruik te kunnen maken van de commissie en om bovendien de kring van melders uit te breiden?

10

Deelt u de mening dat klokkenluiders na het vervullen van hun burgerplicht in financiële problemen kunnen komen en dat dit niet erg uitnodigend is voor nieuwe klokkenluiders? Deelt u de mening dat er daarom een onafhankelijk klokkenluidersfonds zou moeten komen, te beginnen voor ambtenaren?

11

Deelt u de geschetste visie in het artikel dat de onafhankelijkheid van de onderzoeken in veel gevallen moeilijk is vast te stellen en dat hierdoor de schijn van partijdigheid kan ontstaan? Deelt u de mening dat hier behoefte is aan een uniformer beleid? Zo neen, waarom niet?

12

Deelt u het standpunt dat onafhankelijkheid bij integriteitonderzoeken onontbeerlijk is? Bent u bereid om met voorstellen te komen om de onafhankelijkheid van de onderzoekscommissie te waarborgen en elke schijn van belangenverstrengeling te voorkomen? Zo neen, waarom niet?

Mededeling

Mededeling van minister Ter Horst (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). (Ontvangen 11 oktober 2007)

Naar aanleiding van de schriftelijke vragen van het lid Van Raak (SP) over de klokkenluidersregelingen bij de verschillende overheden met als kenmerk 2070800200 die werden ingezonden op 18 september 2007 deel ik u mee, dat het niet mogelijk is deze vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden.


XNoot
1

 Binnenlands Bestuur, week 37 – 2007.

Naar boven