Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

2311

Vragen van het lid Teeven (VVD) aan de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het optreden tegen winkeldiefstallen en overvallen op winkels en horecabedrijven. (Ingezonden 31 maart 2008)

1

Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank Utrecht d.d. 7 februari 2008 in een zaak van georganiseerde winkeldiefstal (strooptochten) door personen uit Oost-Europa?1

2

Geeft het fenomeen strooptochten u aanleiding een bovenregionaal rechercheteam blijvend te belasten met de bestrijding van dit soort criminaliteit? Is het waar dat een politieteam van een bovenregionaal rechercheteam (BRT), dat is belast met de bestrijding van dit soort criminaliteit, hier binnenkort mee stopt als aandachtsgebied?

3

Bent u voornemens alle gemeenten te adviseren het bezit van geprepareerde tassen als een strafbaar feit op te nemen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV)? Zo neen, waarom niet?

4

Kan het verbod op rooftassen niet landelijk worden ingevoerd?

5

Bent u voornemens met het Openbaar Ministerie te overleggen of het mogelijk is om bij georganiseerde strooptochten vaker artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht ten laste te leggen?

Antwoord

Antwoord van staatssecretaris Albayrak (Justitie), mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (Ontvangen 13 mei 2008), zie ook Aanhangsel Handelingen nr. 2076, vergaderjaar 2007–2008.

1

Ja.

2

De Dienst Nationale Recherche Informatie analyseert vormen van bovenregionale criminaliteit, waaronder samenwerkingsverbanden die zich schuldig maken aan winkeldiefstal. Op basis van deze analyses en de onderzoeksvoorstellen die worden aangedragen vanuit de politieregio’s kan het Bovenregionaal Rechercheoverleg (BRO) besluiten om een onderzoek naar een dergelijke groepering aan een bovenregionaal rechercheteam (BRT) toe te wijzen. In de praktijk worden dan ook, bij gebleken behoefte geregeld bovenregionale rechercheteams gevormd om onderzoeken te starten naar georganiseerde winkeldiefstal. Ik zie daarom geen aanleiding een politieteam van een BRT daarmee blijvend te belasten. Winkeldiefstal blijft een aandachtspunt voor BRT’s.

3 en 4

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft hierover met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) gesproken in het Strategisch Beraad Veiligheid van 1 november 2006. De VNG heeft in dit gesprek aangegeven dat een verbod op het bezit van geprepareerde tassen niet effectief is. Gemeenten zullen daarom dan ook niet worden geadviseerd om het verbod op geprepareerde tassen op te nemen in de Algemene Plaatselijke Verordening. Voor een landelijk verbod is evenmin reden. Dat neemt niet weg dat er geen belemmeringen zijn voor gemeenten om zo een verbod in de APV op te nemen. Het is verstandig om in dat geval afspraken met de politie over de handhaving van de bepaling te maken.

5

Indien mogelijk en opportuun zal het Openbaar Ministerie artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht ten laste leggen. Dit is ook gebeurd in de zaak waarvan het vonnis in uw eerste vraag wordt genoemd. Of deelname aan een criminele organisatie ten laste kan worden gelegd is onder meer afhankelijk van de mate waarin de organisatiegraad kan worden bewezen. Ik zie geen noodzaak om hiervoor extra aandacht te vragen.


XNoot
1

 Uitspraak rechtbank Utrecht d.d. 7 februari 2008, parketnummer 16/601206-07.

Naar boven