Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

2160

Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de beperkte houdbaarheid van behaalde studiepunten. (Ingezonden 8 april 2008)

1

Wat is uw oordeel over het artikel «Vijfjarenplan bij managementwetenschappen»?1

2

Vindt u het aanvaardbaar dat studiepunten komen te vervallen wanneer een student niet binnen vijf jaar zijn bachelordiploma haalt? Is dit een verkapte vorm van Bindend Studie Advies?

3

In hoeverre speelt de financiering van universiteiten hierbij een rol? Is deze maatregel ingegeven als «een extra stok achter de deur» om financiering binnen te halen? Kan dit niet beter op een andere manier bereikt worden?

4

Welke universiteiten hanteren dit beleid? Op welke universiteiten gaat deze maatregel ingevoerd worden?

5

Hoeveel universitaire studenten halen binnen vijf jaar hun bachelordiploma? Wat is uw doelstelling in deze?

6

Deelt u de mening dat studenten voldoende mogelijkheden moeten houden om zich breed te oriënteren, bijvoorbeeld via vrijwilligerswerk of een bestuursfunctie? Zo ja, hoe valt dit te rijmen met de eis dat de bachelor binnen vijf jaar moet worden gehaald?

7

Vindt u het aanvaardbaar dat studenten die hun bachelor niet in vijf jaar halen, vanwege deze maatregel nog grotere studievertraging oplopen of stoppen met hun studie waardoor de maatregel een averechts effect heeft?

8

Hoe past deze maatregel bij uw doelstelling om de uitval bij universitaire studenten met 50 procent terug te dringen? Is deze maatregel «evidence based»?2

9

Bent u bereid erop aan te dringen dat universiteiten deze maatregel terugdraaien of niet invoeren?

Antwoord

Antwoord van minister Plasterk (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap). (Ontvangen 24 april 2008)

1

Ik heb kennisgenomen van het artikel. Ik ben van oordeel dat het artikel een beschrijving geeft van een aantal meningen in een discussie tussen studenten onderling en studenten en de faculteitsleiding. Het artikel geeft een aardige weergave van de wijze waarop binnen een Nederlandse universiteit via de medezeggenschaporganen op een gezonde en actieve wijze gedebatteerd wordt over wat een wenselijke vormgeving van de onderwijs- en examenregeling (OER) kan zijn.

2

In de wet op het hoger onderwijs (artikel 7.13 lid 2) is vastgelegd dat in de OER, waar nodig, de geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens geregeld moet zijn. Daarmee is het niet alleen aanvaardbaar dat de instelling op dit punt regels vastlegt maar is dit door de wetgever zelfs verplicht gesteld. Hiermee is tevens vastgelegd dat de geldigheidsduur van tentamens zélf niet op landelijk niveau wordt voorgeschreven maar dat een instelling deze bepaalt. Het is daarbij van belang om te weten dat de OER, en daarmee dus ook de geldigheidsduur van tentamens, de instemming vereist van de faculteitsraad (artikel 9.38 WHW). Hiermee is het belang van de student ten opzichte van belangen van de instellingen naar mijn mening voldoende verzekerd. Welke termijnen aanvaardbaar zijn voor het faculteitsbestuur en de medezeggeschapsorganen en welke argumenten of belangen zij daarbij tegen elkaar afwegen is aan deze partijen.

Naar mijn mening is het bepalen van een geldigheidsduur van tentamens geen verkapte vorm van het bindend studieadvies.

3

Ik zie in het genoemde artikel geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat hierbij alleen financiële argumenten een rol zouden spelen. Zie tevens het antwoord op vraag 2.

4

Zie het antwoord op vraag 2.

5

Het bachelor-master stelsel is ingevoerd in 2002, maar niet alle universitaire opleidingen zijn direct in dat jaar omgeschakeld naar dit systeem. Dit omschakelingsproces is nog steeds in gang. Daarom zijn er momenteel nog geen cijfers beschikbaar die een gefundeerd landelijk beeld kunnen geven van het aantal universitaire studenten dat binnen 5 jaar hun bachelordiploma heeft behaald.

De ambities van deze regering ten aanzien van het hoger onderwijs zijn verwoord in de strategische agenda hoger onderwijs, onderzoek- en wetenschapsbeleid (Kamerstuk 31 288, nr. 17). Hierin is geen doelstelling opgenomen ten aanzien van aantallen studenten die binnen 5 jaar hun universitaire bachelordiploma behaald dienen te hebben. Ik ben ook niet van plan om een dergelijke doelstelling te formuleren.

6

Ja, ik deel deze mening. Echter, de vraag wat voldoende is zal voor iedere student en iedere opleiding anders zijn. Dat is een van de redenen waarom ik het goed vind dat de geldigheidsduur van tentamens iets is waar iedere instelling in overleg met de medezeggenschapsorganen een eigen afweging kan maken.

7

Ik zou dat zeker betreuren maar ben van mening dat hier zowel een verantwoordelijkheid ligt bij de student als bij de instelling. Daarom is het ook goed dat het instemmingsrecht van de faculteitsraad op het OER is vastgelegd in de wet.

8

In hoeverre de maatregel die genoemd is in het bewuste artikel gebaseerd is op bewijs is ter beoordeling van het faculteitsbestuur en de medezeggenschapsorganen. Zie verder het antwoord op vraag 5.

9

Nee.


XNoot
1

http://www.ans-online.nl/lead-story/vijfjarenplan-bij-managementwetenschappen

XNoot
2

Strategische agenda hoger onderwijs, onderzoek- en wetenschapsbeleid, Kamerstuk 31 288, nr. 17.

Naar boven