Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

177

Vragen van de leden Van Velzen en Van Bommel (beiden SP) aan de minister van Buitenlandse Zaken over het nucleair verdrag tussen de Verenigde Staten en India. (Ingezonden 17 september 2007)

1

Deelt u de mening dat de bouw van de Indiase atoomonderzeeër, die uitgerust zou kunnen worden met ballistische raketten, voorzien van een kernkop, een slechte en zeer ongewenste ontwikkeling is? Indien neen, waarom niet? Bent u bereid er bij de Indiase regering op aan te dringen af te zien van de bouw van de atoomwapenonderzeeër? Zo ja, op welke wijze? Indien neen, waarom niet?1

2

Deelt u de mening dat het «Agreement for cooperation between the goverment of the United States of America and the goverment of India concerning peaceful uses of nuclear energy» (123 verdrag) door middel van het beschikbaar stellen van nucleair materiaal de al bestaande nucleaire wapenwedloop versterkt? Indien neen, waarom niet?

3

Herinnert u zich uw antwoorden op vragen over de nucleaire overeenkomst tussen India en de VS?2 Impliceert de zin in uw antwoord op vraag 6 dat u het risico van een kernwapenproliferatie en wellicht een wapenwedloop accepteert omwille van de gevaren van een klimaatverandering? Zo ja, kunt u dat toelichten? Deelt u de mening dat er met andere middelen naar CO2-reductie moet worden gestreefd in plaats van de riskante nucleaire proliferatie, temeer daar deze redenering ook door andere potentiële kernwapenlanden zou kunnen worden gebruikt en daarmee een rem op proliferatie van kernwapentechnologie wordt weggenomen? Bent u bereid deze redenering te herroepen? Indien neen, waarom niet?

4

Wanneer krijgt u duidelijkheid over de inhoud van een deel van het 123 verdrag, waaronder de bepalingen gericht op beëindiging van het verdrag en verwerving van nucleaire brandstof?

5

Wanneer verwacht u dat de Nuclear Supplier Group (NSG) het 123 verdrag zal bespreken?

6

Bent u bereid de Kamer hierover tijdig te informeren, opdat de Nederlandse inzet in de Kamer kan worden besproken?

7

Verstaat u onder de nog af te sluiten «waarborgen overeenkomst» tussen India en de International Atomic Energy Agency (IAEA) een «alomvattende waarborgen overeenkomst» («Full-Scope Safeguards Agreement»), of iets anders? Kunt u dat toelichten? Bent u voornemens om genoegen te nemen met een minder stringente «waarborgen overeenkomst» dan gebruikelijk? Zo ja, waarom, wat houdt die dan in en zo ja, hoe verhoudt zich deze overeenkomst tot de eisen die aan het atoomenergieprogramma van Iran worden gesteld?

8

Bent u bereid om, gezien de waarnemerstatus van de EU bij de NSG, het 123 verdrag op de agenda van de RAZEB in Lissabon op 22 september a.s. in te brengen? Indien neen, waarom niet?

9

Heeft de Amerikaanse regering contact opgenomen met de Nederlandse regering in verband met de wijziging van de NSG-regels voor het 123 verdrag? Zo ja, wat is er besproken?

10

Deelt u de mening dat het werk van de speciaal vertegenwoordiger van het kernstopverdrag voor ratificatie van het teststopverdrag ernstig ondermijnd wordt door het 123 verdrag?

Antwoord

Antwoord van minister Verhagen (Buitenlandse Zaken). (Ontvangen 5 oktober 2007)

1

De bouw van een Indiase atoomonderzeeër met nucleaire ballistische capaciteiten zou inderdaad een zorgelijke ontwikkeling zijn. Navraag via onze ambassade in New Delhi heeft echter niet geleid tot een bevestiging van dit bericht. Mocht ik de Indiase regering daarop aanspreken, dan is er voor mij alleen een politieke grond om bij de Indiase regering aan te dringen om af te zien van de bouw van een dergelijke atoomonderzeeër. India is namelijk geen partij bij het NPV en heeft geen volkenrechtelijke verplichting tot nucleaire ontwapening op zich genomen.

2 en 10

Zoals al gesteld in mijn antwoorden op eerdere vragen van het lid Van Velzen, beschik ik nog niet over de benodigde informatie om een volledige appreciatie te kunnen geven van de mogelijke effecten van de civiele nucleaire samenwerking tussen India en de VS.1

3

In mijn antwoord op vraag 6 wijs ik op positieve elementen die de beoogde nucleaire samenwerking tussen de VS en India bevat. Naast verdere inbedding van India in het mondiale non-proliferatiestelsel en onderwerping van een significant deel van zijn nucleaire activiteiten aan IAEA-supervisie, is ook de reductie van de CO2-uitstoot een positief element. India is een land met een sterk groeiende energiebehoefte, die thans voornamelijk wordt gevoed door vervuilende fossiele energiebronnen. India heeft behoefte aan diversificatie van zijn energievoorziening. Of kernenergie hiervoor één van de opties is, is aan de regering van India om te bepalen. De planning is om energieopwekking door kernenergie tussen nu en 2030 te laten groeien van 3% tot ten minste 15%, hetgeen zal resulteren in een aanzienlijke verlaging van de CO2-emissie.

Er is geen sprake van kernwapenproliferatie. India bezit al een kernwapen en levering van proliferatiegevoelige technologieën en goederen die ten gunste van het Indiase militaire nucleaire programma zouden kunnen worden aangewend, zoals verrijkingsopwerkings- en zwaar water technologie en goederen, is expliciet uitgesloten van de civiele nucleaire samenwerking tussen India en de VS.

4, 5, 6 en 9

Uiteraard ben ik bereid de Kamer te informeren over de ontwikkelingen ten aanzien van de civiele nucleaire samenwerking tussen de VS en India en de besluitvorming in de NSG, zoals ook al eerder is gebeurd.

Van 14 t/m 16 november a.s. vindt de eerstvolgende NSG vergadering plaats in Wenen. Na afloop hiervan zal ik de Kamer nader informeren, mochten de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Overigens zal tijdens deze vergadering geen besluitvorming over een NSG-uitzondering voor nucleaire samenwerking met India plaatsvinden. De VS heeft aangegeven pas een ontwerpvoorstel te presenteren nadat de IAEA Bestuursraad de waarborgenovereenkomst tussen het IAEA en India heeft goedgekeurd. De eerstvolgende IAEA Bestuursraad vindt ná deze NSG vergadering plaats, en de onderhandelingen tussen India en het IAEA moeten nog beginnen.

7

Een alomvattende waarborgenovereenkomst voor een niet-kernwapenstaat betekent dat alle nucleaire faciliteiten onder IAEA-waarborgen dienen te worden geplaatst. Dit is nooit de intentie geweest van India en de Verenigde Staten. Van begin af aan is overeengekomen dat India een aantal nucleaire faciliteiten zal aanmerken als civiel en onder IAEAwaarborgen zal plaatsen. Dit resulteerde in maart 2006 in het zogenaamde scheidingsplan waarbij 14 nucleaire faciliteiten zijn aangewezen als civiel; deze zullen onder IAEA supervisie worden geplaatst. De overige 8 faciliteiten zijn militair en maken geen deel uit van de beoogde nucleaire samenwerking tussen de VS en India.

India en het IAEA zijn nog niet begonnen met de onderhandelingen over een waarborgenovereenkomst. Op dit moment is er dus geen overeenkomst die ik kan beoordelen.

8

De Europese Commissie heeft een waarnemersstatus bij de NSG. De EU lidstaten zijn individueel lid van de NSG.

Het «123 verdrag» werd niet geagendeerd voor de informele Raad Ontwikkelingssamenwerking op 21 en 22 september jl. in Lissabon (NB de eerstvolgende RAZEB vindt plaats op 15 oktober a.s.). Nederland heeft de civiele nucleaire samenwerking tussen de VS en India al opgebracht in EU-kader en zal dit blijven doen, mocht daar aanleiding toe zijn.


XNoot
1

 Dagblad De Pers, 11 september 2007, «India werkt aan atoomonderzeeër».

XNoot
2

 Aanhangsel Handelingen nr. 2535, vergaderjaar 2006–2007. Antwoord op vraag 6 «Ook komt de nucleaire overeenkomst tegemoet aan de snelgroeiende Indiase energiebehoefte, zonder gebruik te maken van fossiele brandstoffen».

XNoot
1

 Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer nr. 2535, vergaderjaar 2006-2007. Antwoorden op vragen 1, 2 en 5.

Naar boven