Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
1586
Vragen van de leden Van Gent (Groenlinks) en Leijten (SP) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de arbeidsinspectie en leeftijdsdiscriminatie. (Ingezonden 15
februari 2008)
1
Kunt u uiteenzetten of de arbeidsinspectie controleert op leeftijdsdiscriminatie
bij het verlengen van tijdelijke contracten bij supermarkten?1
2
Bent u van mening dat de arbeidsinspectie dient te controleren of werkgevers
discrimineren? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe doet de inspectie dit?
3
Kunt u uiteenzetten hoeveel meldingen de Commissie Gelijke Behandeling
heeft gekregen van jong supermarktpersoneel dat vanwege de leeftijd geen contractsverlening
kreeg?
4
Bent u van mening dat de budgetsturing van de hoofdkantoren van de supermarktketens
leeftijdsdiscriminatie in de hand speelt? Zo ja, kunt u in overleg treden
met de supermarktbranche? Zo neen, welk oordeel heeft u over de uitspraken
van supermarktfiliaalmanagers dat het personeelsbudget vanuit de hoofdkantoren
uitgaat van jong en goedkoop personeel?2
5
Bent u van mening dat de regels op het terrein van de flexwet goed worden
nageleefd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord
Antwoord van minister Donner (Sociale Zaken en Werkgelegenheid). (Ontvangen 7 maart 2008)
1
De Arbeidsinspectie is bevoegd noch in staat om te controleren op leeftijdsdiscriminatie
bij het verlengen van tijdelijke contracten. De Arbeidsinspectie is in de
eerste plaats niet belast met het toezicht op de naleving van de Wet gelijke
behandeling op grond van leeftijd bij arbeid. Voorts gaat het om activiteiten
die niet waarneembaar zijn bij normale bedrijfscontrole.
2
De Arbeidsinspectie kan niet controleren of werkgevers discrimineren of
niet. Wel heb ik in mijn brief van 13 december 2007 (kamerstukken II 2007–2008,
29544, nr. 130) aangekondigd dat discriminatie op de werkvloer onder de bestaande
beleidsverplichting van de werkgever met betrekking tot psychosociale arbeidsbelasting
in de Arbeidsomstandighedenwet gebracht zal worden. Als gevolg daarvan krijgt
ook de Arbeidsinspectie een rol. Indien er in een bepaald bedrijf sprake is
van duidelijke kansen op discriminatie, dan kan de Arbeidsinspectie van de
werkgever eisen dat er gericht beleid wordt gevoerd. Geeft de werkgever daaraan
geen gevolg, dan kan de Arbeidsinspectie een boete opleggen. De gedachten
gaan daarbij uit naar een aanpak conform seksuele intimidatie en pesten.
3
Op 14 februari 2006 heeft de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) het advies
2006-2 uitgebracht inzake Leeftijdsonderscheid in de supermarktbranche, genaamd «TE
JONG TE OUD». In de periode voorafgaand en direct volgend op dit advies
heeft de CGB uitspraak gedaan in 11 zaken over leeftijdsonderscheid door supermarkten,
waarvan 5 het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst betroffen.
Na het uitbrengen van het advies door de CGB zijn door hulpkrachten nog
6 verzoeken om een oordeel over leeftijdsdiscriminatie in de supermarktbranche
ingediend, 5 in 2006 en 1 in 2007. Daarvan betroffen er 5 het niet verlengen
van de arbeidsovereenkomst. In 1 van deze 5 gevallen heeft dit geleid tot
een oordeel (oordeel 2007-84).
Naast de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek om een oordeel
heeft de CGB ook een juridisch spreekuur. Dit spreekuur is telefonisch en
per email benaderbaar. De inhoud van deze vragen en meldingen wordt niet geregistreerd.
4
Ik heb geen inzicht in de budgetsturing van de hoofdkantoren van de supermarktketens
en kan daarom niet beoordelen of de budgetsturing leeftijdsdiscriminatie in
de hand werkt.
Naar aanleiding van de uitspraken van supermarktfiliaalmanagers dat het
personeelsbudget vanuit de hoofdkantoren uitgaat van jong en goedkoop personeel
merk ik het volgende op. Een correcte naleving van gelijke behandelingsregels
acht ik van groot belang. Een werkgever mag in principe geen onderscheid op
grond van leeftijd maken. Dat mag alleen als er een objectieve rechtvaardiging
voor dat onderscheid bestaat. Op grond van (internationale) jurisprudentie
kunnen louter financiële overwegingen in beginsel niet als objectieve
rechtvaardiging gelden (zie onder meer: HvJ EG 24 februari 1994, zaak C-343/92
(Roks e.a.), Jur. 1994, p. I-587-604, HR 24 april 1992, NJ 1992, 689 en CGB
29 oktober 2002, oordeel 2002-165 en CGB 19 mei 2005, oordeel 2005-83).
5
Ik ga er bij de beantwoording van deze vraag van uit dat u doelt op de
ketenbepaling zoals opgenomen in artikel 7:668a van het Burgerlijk Wetboek.
Zoals ik ook heb geantwoord op vragen van de leden Van Gent en Leijten van
20 december 2007 over de flexibele arbeidscontracten voor jong supermarktpersoneel
is het doel van deze bepaling om enerzijds meer ruimte te bieden voor verlenging
van kortdurende contracten en anderzijds minder ruimte voor repeterend gebruik
over een langere periode, althans niet zonder de consequentie dat op een zeker
moment een vast dienstverband tot stand komt.
De regels op het terrein van flexibele arbeid zijn onderdeel van het privaatrecht.
Een werkgever hoeft geen reden aan te voeren op grond waarvan hij kiest voor
het aanbieden van een tijdelijke arbeidsovereenkomst, noch voor het niet opnieuw
aanbieden van een dergelijk contract. Uiteraard is het wel zo dat werkgevers
de regels die gelden voor een vast contact in aanmerking dienen te nemen op
het moment dat een tijdelijk contract op grond van de ketenbepaling van rechtswege
is overgegaan in een vast contract. Daar waar een werknemer een geschil heeft
met zijn werkgever over de vraag of een vast contract is ontstaan of meent
dat het niet verlengen van een tijdelijke arbeidsrelatie in strijd is met
andere voorschriften die de werkgever in acht dient te nemen (zoals gelijke
behandelingsvoorschriften), dan kan de werknemer zich richting zijn werkgever
hierop beroepen, waarbij het uiteindelijk aan de burgerlijke rechter is om
daarover een uitspraak te doen.
XNoot
1 Aanhangsel handelingen, vergaderjaar 2007–2008, nr. 1026.
XNoot
2 Zwartboek Flexwerk, www.fnvjong.nl/binary/ZwartboekFlexwerk_tcm9-14466.pdf