Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1128

Vragen van de leden Ten Hoopen en Omtzigt (beiden CDA) aan de ministers van Economische Zaken en van Financiën over het behoud van financiële instellingen als private instellingen. (Ingezonden 3 januari 2008)

1

Kent u de berichten «Aziaten shoppen in de bankensector»1 en «Staatsfondsen voor de poort van banken»?2

2

Vindt u dat de Nederlandse overheid niet actief zou moeten proberen particuliere banken of particuliere verzekeraars te verwerven?

3

Vindt u dat buitenlandse overheden niet actief zouden moeten proberen particuliere banken of particuliere verzekeraars te verwerven?

4

Vindt de regering het acceptabel wanneer een Nederlandse financiële instelling, zoals een bank of een zorgverzekeraar, een buitenlandse overheid als grootste of meerderheidsaandeelhouder krijgt?

5

Welke rol ziet u weggelegd voor de Nederlandse overheid, de toezichthouder en de Europese Unie om maatregelen te nemen die garanderen dat financiële instellingen private instellingen blijven en niet door buitenlandse overheden worden gefinancierd?

6

Is het mogelijk om in de uitvoering van de motie Ten Hoopen c.s. (31 200 XIII, nr. 16) over onderzoek naar strategische sectoren in relatie tot politieke staatsfondsen ook bedrijven die een specifiek publiek doel dienen als banken en verzekeraars en zorgverzekeraars mee te nemen?

Antwoord

Antwoord van minister Van der Hoeven (Economische Zaken) en minister Bos (Financiën). (Ontvangen 25 januari 2008)

1

Ja.

2 en 3

De nota staatsdeelnemingenbeleid geeft aan wanneer en waar publiek aandeelhouderschap de geschikte manier zou zijn om publieke belangen te borgen in aanvulling op wet- en regelgeving. Voor de publieke belangen binnen de financiële sector geldt dat deze op een adequate en efficiëntere manier kunnen worden geborgd op basis van de bestaande wet- en regelgeving. Zie verder vraag 4 (ook voor zover uw vraag betrekking heeft op het verwerven door buitenlandse overheden van Nederlandse financiële instellingen).

4, 5 en 6

Het is de taak van de overheid alert te zijn en de Nederlandse publieke belangen te bewaken. Hierbij dient aangetekend te worden dat Nederlands beleid moet passen binnen de kaders van de Europese Unie. In algemene zin worden de publieke belangen in de financiële sector, waaronder de financiële stabiliteit, geborgd door bestaande wet- en regelgeving.

Ten eerste geldt specifiek in de financiële sector dat publieke belangen worden geborgd door middel van gedrags- en prudentieel toezicht door de AFM en DNB. In het bijzonder geldt bovendien dat voor het houden van een gekwalificeerde deelneming (een aandelen- of zeggenschapsbelang van 10% of meer) in een in Nederland gevestigde bank, beurs, beleggingsonderneming, verzekeraar of beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten, goedkeuring van de AFM, DNB óf de minister van Financiën nodig is (bijvoorbeeld als het 1 van de 5 grootste banken of verzekeraars betreft stelt DNB een advies op en neemt de minister van Financiën de uiteindelijke beslissing over goedkeuring). Een dergelijke goedkeuring heeft de vorm van een zogeheten verklaring van geen bezwaar (vvgb). Een vvgb wordt afgegeven nadat de deelneming is getoetst. De criteria daarbij zijn, in het kort: is de aandeelhouder betrouwbaar? Is de deelneming verenigbaar met een gezonde en prudente bedrijfsuitoefening van die financiële onderneming?

Leidt de deelneming mogelijk tot een ondoorzichtige zeggenschapsstructuur van de onderneming? Kan de deelneming negatieve gevolgen hebben voor de stabiliteit van de financiële sector? Dit laatste zou het geval kunnen zijn als financiële groepen ontstaan die qua structuur en activiteiten een te groot potentieel risico vormen voor de stabiliteit van de financiële sector. Vanzelfsprekend zal per geval een uiterst zorgvuldige analyse en beoordeling op bovengenoemde criteria noodzakelijk zijn.

Ten tweede dient een (buitenlandse) investeerder, wanneer deze een belang neemt in een Nederlandse onderneming, te voldoen aan alle eisen die het ondernemingsrecht en het financiële toezichtrecht stelt aan in Nederland (en in sommige gevallen in Europa) gevestigde ondernemingen en hun (potentiële) aandeelhouders. Bovendien heeft het Kabinet voorgesteld de transparantie van de zijde van aandeelhouders te vergroten: een verlaging van de drempel voor het melden van zeggenschap van 5% naar 3%, introductie van een meldingsplicht van intenties van aandeelhouders en een nieuwe regeling voor de identificatie van aandeelhouders.

Dit betekent dat de identiteit van investeerders in een vroeger stadium bekend wordt en er (meer) duidelijkheid zal ontstaan omtrent de bedoelingen van aandeelhouders, waaronder staatsfondsen en -bedrijven.

Ten derde bewaken de Nederlandse Mededingingsautoriteit en de Europese Commissie dat er voldoende concurrentie blijft bestaan op (financiële) markten. Dit voorkomt de opbouw van te sterke machtsposities; burgers en bedrijven moeten kunnen kiezen.

De door u aangehaalde artikelen refereren aan de ontwikkeling dat de laatste maanden staatsfondsen (en -bedrijven) uit opkomende markten meer dan voorheen investeren in westerse (zaken)banken. Deze ontwikkeling is deels terug te voeren op de kredietcrisis, waardoor een aantal banken verlegen is om kapitaal. Gegeven het feit dat staatsfondsen (en -bedrijven) uit opkomende markten hun portefeuille willen diversifiëren en deze landen hun reserves zo meer renderend willen inzetten, kan dit financieel aantrekkelijk zijn. Daarnaast zijn er ook investeringen die worden gedreven door de wens voor meer toegang tot wederzijdse (kapitaal)markten.

Voor zover deze investeringen puur kapitaalinjecties zijn, zijn ze als positief te verwelkomen. De staatsfondsen zorgen gedurende de kredietcrisis voor solvabiliteit en/of liquiditeit en dragen zodoende bij aan de stabiliteit van het financiële systeem. Hoewel de staatsfondsen vooralsnog geen andere dan zuiver financieel-economische motieven lijken te hanteren – aan enkele investeringen in westerse banken is zelfs expliciet geen zeggenschap verbonden – bemoeilijkt een gebrek aan transparantie en gebrek aan ervaring met een aantal fondsen het trekken van een algemene conclusie hieromtrent. Voor een nadere analyse en een beleidsmatige beoordeling van het fenomeen van staatsfondsen in relatie tot strategische sectoren en de financiële sector, verwijzen we naar de notitie staatsfondsen die we de Kamer binnenkort zullen doen toekomen.


XNoot
1

 de Volkskrant, 11 december 2007.

XNoot
2

 Financieel Dagblad, 17 december 2007.

Naar boven