Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
948
Vragen van het lid Peters (GroenLinks) aan de minister
van Buitenlandse Zaken over het rapport van het Europees Parlement over
CIA-vluchten met terreurverdachten. (Ingezonden 22 februari
2007)
1
Hebt u kennisgenomen van het rapport van het Europees Parlement over CIA-vluchten
en de gevangenhouding van terreurverdachten in Europa?1
2
Onderschrijft u de conclusies van het rapport, die bij stemming zijn aangenomen
door het Europees Parlement? Veroordeelt u de illegale vluchten en gevangenhouding
in ten minste veertien EU-landen? Kunt u uw antwoord motiveren?
3
Ondersteunt u de oproep van het Europees Parlement aan de betrokken EU-lidstaten
om zelf een onafhankelijk onderzoek te doen naar de CIA-vluchten en de gevangenhouding?
Kunt u uw antwoord motiveren?
4
Bent u bereid om de betrokken landen hiertoe actief aan te sporen? Zo
ja, hoe? Zo neen, waarom niet?
5
Hoe zal Nederland zich opstellen tijdens het overleg in de Raad voor Algemene
Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) over dit rapport?
6
Bent u bereid om in deze Raad ervoor te pleiten dat de betrokken landen
volledige en grondige informatie verstrekken aan de Raad en de Commissie?
Bent u bereid zonodig te pleiten voor een onafhankelijk onderzoek in opdracht
van de Raad, conform de aanbeveling van het rapport? Kunt u uw antwoord motiveren?
7
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen Overleg van 6 maart
a.s. over de RAZEB en de Europese Raad?
Antwoord
Antwoord van minister Verhagen (Buitenlandse Zaken). (Ontvangen 8 maart 2007)
2
De Nederlandse regering wijst het overbrengen van op onrechtmatige wijze
gedetineerde terrorismeverdachten zonder adequate juridische waarborgen alsmede
het gebruik van geheime detentiecentra af. De regering heeft dit standpunt
bij herhaling in zowel multilateraal kader als direct tegenover de Amerikaanse
regering kenbaar gemaakt.
Gelet op het belang van een serieus onderzoek naar de ernstige aantijgingen –
zoals deze eind 2005 door verschillende mensenrechtenorganisaties en internationale
media werden geuit – heeft de regering haar medewerking toegezegd aan
de Tijdelijke Onderzoekscommissie van het Europees Parlement. De onderzoekscommissie
heeft vervolgens geen vragen aan de Nederlandse regering gesteld. Nederland
wordt in het eindrapport op geen enkele wijze in verband gebracht met de omstreden
praktijken.
Ik kan de uiteindelijke conclusies van het rapport slechts ten dele onderschrijven.
De situaties in individuele landen waaraan het document refereert, werden
voor een belangrijk deel reeds genoemd in de rapporten van de Secretaris-Generaal
van de Raad van Europa en de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa.
Het ging in dit onderzoek om ernstige beschuldigingen aan het adres van een
aantal lidstaten en de Raad, die naar het oordeel van de regering gestaafd
moeten worden met harde bewijzen. Ondanks het feit dat het Europees Parlement
een groot aantal bronnen heeft geraadpleegd, ontbreken dergelijke bewijzen
in veel gevallen. Waar wél sprake is van sterke aanwijzingen, zoals
met betrekking tot Italië, wordt inmiddels nationaal onderzoek gedaan.
Een aantal aantijgingen betreffende de vermeende opstelling van de Raad in
de contacten met de Verenigde Staten is feitelijk onjuist.
3 en 4
In een aantal mogelijk betrokken lidstaten van de Europese Unie zijn zoals
bekend reeds justitiële en/of parlementaire onderzoeken ingesteld naar
mogelijke transit of ontvoering. Het EP-rapport refereert aan (qua intensiteit
en reikwijdte uiteenlopende) onderzoeken in Italië, Duitsland, Verenigd
Koninkrijk, Zweden, Spanje, Roemenië en Polen. Ik hoop dat – wanneer
zich in die onderzoeken belastende feiten openbaren – de betreffende
landen niet zullen aarzelen maatregelen te nemen om herhaling te voorkomen.
5 en 6
De Europese ministers van Buitenlandse Zaken hebben het gebruik van geheime
detentiecentra alsmede het zonder juridische waarborgen overbrengen van op
onrechtmatige wijze gedetineerde terrorismeverdachten meermalen besproken
en veroordeeld.
Het rapport van het Europees Parlement zal naar verwachting niet door
het Voorzitterschap worden geagendeerd. Een groot deel van de eventuele vervolgacties
betreffen immers de exclusieve bevoegdheden van de betrokken lidstaten. Ik
acht het meer van belang dat – in vervolg op het rapport van het Europees
Parlement – lopende nationale onderzoeken door justitiële of parlementaire
organen voortvarend worden afgerond.
Overigens zie ik ten aanzien van Nederland geen aanleiding om verder onderzoek
te doen. Zoals bij herhaling aangegeven, is de Nederlandse regering op geen
enkele wijze betrokken bij de doorvoer van op onrechtmatige wijze gedetineerde
terrorismeverdachten of bij geheime detentiecentra. Waar in de media gesproken
werd van mogelijke «verdachte vluchten» via Nederlandse luchthavens,
zijn deze op grond van de beschikbare informatie onderzocht. Hierbij werden
geen aanwijzingen gevonden dat het hier zo gaan om het vervoer van op onrechtmatige
wijze gedetineerde terrorismeverdachten. De Kamer is hierover indertijd ingelicht.
XNoot
1 http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT+REPORT+A6-2007-0020+0+DOC+XML+V0//NL&language=NL